Duits

Uitgebreide vertaling voor auseinanderhalten (Duits) in het Nederlands

auseinanderhalten:

auseinanderhalten werkwoord (halte auseinander, hältst auseinander, hält auseinander, hielt auseinander, hieltet auseinander, auseinandergehalten)

  1. auseinanderhalten (Unterschied machen; unterscheiden; unterschieden; dekorieren; zum Ritter schlagen)
    onderscheiden; onderscheid maken
  2. auseinanderhalten (unterscheiden)
    onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden
    • onderscheiden werkwoord (onderscheid, onderscheidt, onderscheidde, onderscheidden, onderscheiden)
    • uit elkaar houden werkwoord (houd uit elkaar, houdt uit elkaar, hield uit elkaar, hielden uit elkaar, uit elkaar gehouden)
    • uiteenhouden werkwoord
  3. auseinanderhalten (unterschieden; unterscheiden; erkennen; )
    onderscheiden; van elkaar onderscheiden
    • onderscheiden werkwoord (onderscheid, onderscheidt, onderscheidde, onderscheidden, onderscheiden)
    • van elkaar onderscheiden werkwoord (onderscheid van elkaar, onderscheidt van elkaar, onderscheidde van elkaar, onderscheidden van elkaar, van elkaar onderscheiden)
  4. auseinanderhalten (ein Ehrezeichen geben; unterschieden; erkennen; )
    onderscheiden; een ereteken geven

Conjugations for auseinanderhalten:

Präsens
  1. halte auseinander
  2. hältst auseinander
  3. hält auseinander
  4. halten auseinander
  5. haltet auseinander
  6. halten auseinander
Imperfekt
  1. hielt auseinander
  2. hieltst auseinander
  3. hielt auseinander
  4. hielten auseinander
  5. hieltet auseinander
  6. hielten auseinander
Perfekt
  1. bin auseinandergehalten
  2. bist auseinandergehalten
  3. ist auseinandergehalten
  4. sind auseinandergehalten
  5. seid auseinandergehalten
  6. sind auseinandergehalten
1. Konjunktiv [1]
  1. halte auseinander
  2. haltest auseinander
  3. halte auseinander
  4. halten auseinander
  5. haltet auseinander
  6. halten auseinander
2. Konjunktiv
  1. hielte auseinander
  2. hieltest auseinander
  3. hielte auseinander
  4. hielten auseinander
  5. hieltet auseinander
  6. hielten auseinander
Futur 1
  1. werde auseinanderhalten
  2. wirst auseinanderhalten
  3. wird auseinanderhalten
  4. werden auseinanderhalten
  5. werdet auseinanderhalten
  6. werden auseinanderhalten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde auseinanderhalten
  2. würdest auseinanderhalten
  3. würde auseinanderhalten
  4. würden auseinanderhalten
  5. würdet auseinanderhalten
  6. würden auseinanderhalten
Diverses
  1. halt auseinander!
  2. haltet auseinander!
  3. halten Sie auseinander!
  4. auseinandergehalten
  5. auseinanderhaltend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor auseinanderhalten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
een ereteken geven abstechen; auseinanderhalten; bestimmen; determinieren; ein Ehrezeichen geben; erkennen; unterschieden
onderscheid maken Unterschied machen; auseinanderhalten; dekorieren; unterscheiden; unterschieden; zum Ritter schlagen
onderscheiden Unterschied machen; abstechen; auseinanderhalten; bestimmen; dekorieren; determinieren; ein Ehrezeichen geben; erkennen; unterscheiden; unterschieden; zum Ritter schlagen anschauen; ansehen; bemerken; betrachten; dekorieren; einen Orden verleihen; erkennen; feststellen; glänzen; glühen; gucken; hinausragen; hinausragenüber; in den Ritterstand erheben; leuchten; schauen; scheinen; sehen; sich hervortun; sich unterscheiden; sichauszeichnen; spiegeln; spielen; strahlen; unterscheiden; wahrnehmen; zu sehen bekommen; zum Ritter schlagen
uit elkaar houden auseinanderhalten; unterscheiden
uiteenhouden auseinanderhalten; unterscheiden
van elkaar onderscheiden abstechen; auseinanderhalten; bestimmen; determinieren; erkennen; unterscheiden; unterschieden
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onderscheiden mannigfach; mannigfaltig; unterschiedlich; verschieden; verschiedenartig