Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Instinkt:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. instinken:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Instinkt (Duits) in het Nederlands

Instinkt:

Instinkt [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Instinkt (Antrieb)
    de aandrift; de natuurdrift; het instinct
  2. der Instinkt (Intuition; Vorgefühl; Ahnung; )
    de intuïtie; het gevoel; het instinct
    • intuïtie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gevoel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • instinct [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Instinkt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandrift Antrieb; Instinkt Andrag; Antrieb; Arbeitsfähigkeit; Arbeitskraft; Arbeitslust; Energie; Feurigkeit; Geschlechtstrieb; Hektik; Inbrunst; Kraft; Leidenschaft; Leidenschaftlichkeit; Leistungsfähigkeit; Schneidigkeit; Seele; Spannkraft; Tatkraft; Trieb; Triebkraft
gevoel Ahnung; Einfall; Eingebung; Impuls; Instinkt; Intuition; Vorgefühl Eindruck; Eindrücke; Emotion; Empfindung; Feeling; Gefühl; Gefühlsleben; Gemüt; Gemütsbewegung; Gemütsempfindung; Gemütserregung; Sentiment; Stimmung; Verständnis
instinct Ahnung; Antrieb; Einfall; Eingebung; Impuls; Instinkt; Intuition; Vorgefühl Antrieb; Geschlechtstrieb; Leidenschaft; Leidenschaftlichkeit; Trieb
intuïtie Ahnung; Einfall; Eingebung; Impuls; Instinkt; Intuition; Vorgefühl
natuurdrift Antrieb; Instinkt

Synoniemen voor "Instinkt":


Wiktionary: Instinkt

Instinkt
noun
  1. Zoologie, Tierpsychologie: Tieren angeborene, nicht gesteuerte Verhaltensweise in bestimmen Situationen

Cross Translation:
FromToVia
Instinkt instinct instinct — a natural or inherent impulse or behaviour



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Instinkt (Nederlands) in het Duits

Instinkt vorm van instinken:

instinken werkwoord (stink in, stinkt in, stonk in, stonken in, ingestonken)

  1. instinken (inlopen; intuinen)
    hereinfallen
    • hereinfallen werkwoord (falle herein, fällst herein, fällt herein, fiel herein, fielt herein, hereingefallen)

Conjugations for instinken:

o.t.t.
  1. stink in
  2. stinkt in
  3. stinkt in
  4. stinken in
  5. stinken in
  6. stinken in
o.v.t.
  1. stonk in
  2. stonk in
  3. stonk in
  4. stonken in
  5. stonken in
  6. stonken in
v.t.t.
  1. ben ingestonken
  2. bent ingestonken
  3. is ingestonken
  4. zijn ingestonken
  5. zijn ingestonken
  6. zijn ingestonken
v.v.t.
  1. was ingestonken
  2. was ingestonken
  3. was ingestonken
  4. waren ingestonken
  5. waren ingestonken
  6. waren ingestonken
o.t.t.t.
  1. zal instinken
  2. zult instinken
  3. zal instinken
  4. zullen instinken
  5. zullen instinken
  6. zullen instinken
o.v.t.t.
  1. zou instinken
  2. zou instinken
  3. zou instinken
  4. zouden instinken
  5. zouden instinken
  6. zouden instinken
diversen
  1. stink in!
  2. stinkt in!
  3. ingestonken
  4. instinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor instinken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hereinfallen inlopen; instinken; intuinen