Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. selig:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor selig (Duits) in het Nederlands

selig:

selig bijvoeglijk naamwoord

  1. selig (verherrlicht; herrlich; heilig; )
    heilig; verheerlijkt; glorierijk; zalig
  2. selig (glückselig; fröhlich; gottselig; freudig)
    gelukzalig; zielsgelukkig; verrukt; zalig

Vertaal Matrix voor selig:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gelukzalig freudig; fröhlich; glückselig; gottselig; selig
glorierijk glorreich; gottselig; heilig; herrlich; himmlisch; köstlich; selig; verherrlicht; wonnig blendend; entzückend; glorreich; glänzend; großartig; herrlich; hervorragend; prachtvoll; ruhmreich
heilig glorreich; gottselig; heilig; herrlich; himmlisch; köstlich; selig; verherrlicht; wonnig geweiht; heilig
verrukt freudig; fröhlich; glückselig; gottselig; selig
zalig freudig; fröhlich; glorreich; glückselig; gottselig; heilig; herrlich; himmlisch; köstlich; selig; verherrlicht; wonnig auserlesen; ausgezeichnet; formidabel; göttlich; herrlich; hervorragend; himmlisch; köstlich; vortrefflich; vorzüglich
zielsgelukkig freudig; fröhlich; glückselig; gottselig; selig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verheerlijkt glorreich; gottselig; heilig; herrlich; himmlisch; köstlich; selig; verherrlicht; wonnig

Synoniemen voor "selig":


Wiktionary: selig

selig
adjective
  1. Religion: himmlischer Wonnen teilhaftig
  2. von starkem Hochgefühl erfüllt
  3. aller Widrigkeiten des Lebens enthoben
selig
adjective
  1. gerechtvaardigd tegenover God, doordat men van zonde bevrijd is
  2. bijzonder aangenaam, hemels