Duits

Uitgebreide vertaling voor foppen (Duits) in het Nederlands

foppen:

foppen werkwoord (foppe, foppst, foppt, foppte, fopptet, gefoppt)

  1. foppen (verarschen; irreführen; neppen; )
    in de maling nemen; voor de gek houden; foppen; te pakken nemen
  2. foppen (zum Narren halten)
    foppen; beetnemen
    • foppen werkwoord (fop, fopt, fopte, fopten, gefopt)
    • beetnemen werkwoord (neem beet, neemt beet, nam beet, namen beet, beetgenomen)
  3. foppen (vergraulen; verarschen; verladen; )
    wegpesten
    • wegpesten werkwoord (pest weg, pestte weg, pestten weg, weggepest)

Conjugations for foppen:

Präsens
  1. foppe
  2. foppst
  3. foppt
  4. foppen
  5. foppt
  6. foppen
Imperfekt
  1. foppte
  2. fopptest
  3. foppte
  4. foppten
  5. fopptet
  6. foppten
Perfekt
  1. habe gefoppt
  2. hast gefoppt
  3. hat gefoppt
  4. haben gefoppt
  5. habt gefoppt
  6. haben gefoppt
1. Konjunktiv [1]
  1. foppe
  2. foppest
  3. foppe
  4. foppen
  5. foppet
  6. foppen
2. Konjunktiv
  1. foppte
  2. fopptest
  3. foppte
  4. foppten
  5. fopptet
  6. foppten
Futur 1
  1. werde foppen
  2. wirst foppen
  3. wird foppen
  4. werden foppen
  5. werdet foppen
  6. werden foppen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde foppen
  2. würdest foppen
  3. würde foppen
  4. würden foppen
  5. würdet foppen
  6. würden foppen
Diverses
  1. foppe!
  2. foppt!
  3. foppen Sie!
  4. gefoppt
  5. foppend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor foppen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beetnemen Festnehmen; Festpacken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beetnemen foppen; zum Narren halten anpacken; begreifen; fassen; festgreifen; greifen; packen; zum besten haben
foppen aufziehen; bescheißen; foppen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; verarschen; zum Narren halten
in de maling nemen aufziehen; bescheißen; foppen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; verarschen zum besten haben
te pakken nemen aufziehen; bescheißen; foppen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; verarschen
voor de gek houden aufziehen; bescheißen; foppen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; verarschen
wegpesten eitern; foppen; sich eklig benehmen; verarschen; vergraulen; verladen; weg ekeln

Synoniemen voor "foppen":


Wiktionary: foppen


Cross Translation:
FromToVia
foppen boerten; gekscheren; schertsen badinerplaisanter, prendre quelque chose à la légère, parler ou écrire d’une manière enjouée.
foppen honen; spotten; bespotten; uitjouwen bafouertraiter quelqu’un ou quelque chose avec une moquerie outrageante ou dédaigneux.



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor foppen (Nederlands) in het Duits

foppen:

foppen werkwoord (fop, fopt, fopte, fopten, gefopt)

  1. foppen (in de maling nemen; voor de gek houden; te pakken nemen)
    verarschen; irreführen; foppen; neppen; hinters Licht führen; aufziehen; bescheißen
    • verarschen werkwoord (verarsche, verarscht, verarschte, verarschtet, verarscht)
    • irreführen werkwoord (führe irre, führst irre, führt irre, führte irre, führtet irre, irregeführt)
    • foppen werkwoord (foppe, foppst, foppt, foppte, fopptet, gefoppt)
    • neppen werkwoord (neppe, neppst, neppt, neppte, nepptet, geneppt)
    • aufziehen werkwoord (ziehe auf, ziehst auf, zieht auf, zog auf, zogt auf, aufgezogen)
    • bescheißen werkwoord (bescheiße, bescheißt, beschiß, beschißt, beschissen)
  2. foppen (beetnemen)
    foppen; zum Narren halten

Conjugations for foppen:

o.t.t.
  1. fop
  2. fopt
  3. fopt
  4. foppen
  5. foppen
  6. foppen
o.v.t.
  1. fopte
  2. fopte
  3. fopte
  4. fopten
  5. fopten
  6. fopten
v.t.t.
  1. heb gefopt
  2. hebt gefopt
  3. heeft gefopt
  4. hebben gefopt
  5. hebben gefopt
  6. hebben gefopt
v.v.t.
  1. had gefopt
  2. had gefopt
  3. had gefopt
  4. hadden gefopt
  5. hadden gefopt
  6. hadden gefopt
o.t.t.t.
  1. zal foppen
  2. zult foppen
  3. zal foppen
  4. zullen foppen
  5. zullen foppen
  6. zullen foppen
o.v.t.t.
  1. zou foppen
  2. zou foppen
  3. zou foppen
  4. zouden foppen
  5. zouden foppen
  6. zouden foppen
en verder
  1. ben gefopt
  2. bent gefopt
  3. is gefopt
  4. zijn gefopt
  5. zijn gefopt
  6. zijn gefopt
diversen
  1. fop!
  2. fopt!
  3. gefopt
  4. foppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor foppen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufziehen foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; voor de gek houden aankweken; aanplanten; bouwen; construeren; een snuif nemen; fokken; genereren; heffen; hieuwen; hieven; hijsen; insnuiven; krammen; kweken; met een kram vastmaken; met een spil omhoogwerken; omhoog heffen; omhoogkomen; omhoogtrekken; opentrekken; opheffen; opkweken; opsnuiven; opspannen; opstijgen; opvliegen; planten; procreëren; snuiven; spannen; telen; verbouwen; voortbrengen
bescheißen foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; voor de gek houden bedonderen; bezwendelen; verneuken
foppen beetnemen; foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; voor de gek houden wegpesten
hinters Licht führen foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; voor de gek houden bedonderen; bezwendelen; misleiden; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten
irreführen foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; voor de gek houden misleiden; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten
neppen foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; voor de gek houden afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; neppen; omlijnen
verarschen foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; voor de gek houden afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; wegpesten; zwendelen
zum Narren halten beetnemen; foppen