Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor da (Duits) in het Nederlands

da:

da bijvoeglijk naamwoord

  1. da (weil)
    omdat; aangezien; daar
  2. da (angesichts; weil)
    aangezien; vermits; daar
  3. da (drüben; dort; angesichts; daran)
    ginder; daar; daarginds; ginds
  4. da (dort)
    daar; aldaar
  5. da (damals; ehemalig; damalig)
    toentertijd; indertijd; destijds; toen; toenmaals
  6. da (weil; denn)
    omdat
    • omdat bijvoeglijk naamwoord
  7. da (ja doch; denn)
    immers
    • immers bijvoeglijk naamwoord
  8. da (gleichwie; wie; als; )
    zoals; naar
    • zoals bijvoeglijk naamwoord
    • naar bijvoeglijk naamwoord
  9. da (alsdann; dann)
    alsdan
    • alsdan bijvoeglijk naamwoord
  10. da (auf die gleiche Stelle; dort; ebenda; ebendort)
    tzp
    • tzp bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor da:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ginds angesichts; da; daran; dort; drüben
naar als; da; denn; gemäß; gleichwie; indem; indes; indessen; ja; so; weil; wie; wo; wogegen; während ekelhaft; eklig; elend; erbärmlich; gegen; irgendwohin; kaltherzig; lästig; miserabel; nach; schlecht; schwer; störend; trübselig; trübsinnig; unangenehm; unbequem; unpäßlich; widerlich; zu; zur; übel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aldaar da; dort
daar angesichts; da; daran; dort; drüben; weil dahin; dahinaus; dorthin
daarginds angesichts; da; daran; dort; drüben
destijds da; damalig; damals; ehemalig
ginder angesichts; da; daran; dort; drüben
indertijd da; damalig; damals; ehemalig
toenmaals da; damalig; damals; ehemalig
toentertijd da; damalig; damals; ehemalig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangezien angesichts; da; weil
alsdan alsdann; da; dann
immers da; denn; ja doch
omdat da; denn; weil
toen da; damalig; damals; ehemalig als; damals; von da an
tzp auf die gleiche Stelle; da; dort; ebenda; ebendort
vermits angesichts; da; weil
zoals als; da; denn; gemäß; gleichwie; indem; indes; indessen; ja; so; weil; wie; wo; wogegen; während

Synoniemen voor "da":


Wiktionary: da

da
adverb
  1. kausal: aus folgendem Grund
  2. örtlich, hinweisend: an dieser, jener Stelle, dort
da
conjunction
  1. geeft onderschikkend een reden aan
  2. omdat
adverb
  1. op die plaats
  2. onbepaald bijwoord van plaats: ergens
  3. als locatief deel van een voornaamwoordelijk bijwoord vervangt het een persoonlijk voornaamwoord: het, ze

Cross Translation:
FromToVia
da omdat; daar; aangezien because — by or for the cause that; on this account that; for the reason that
da want; omdat for — because
da aangezien; omdat since — because
da daar; ginder; ginds there — in or at that place
da aangezien puisque — Marquer une cause, un motif, une raison.
da aldaar; daar; ginder; ginds; daarginds; d’r; er; ’r y — À cet endroit

daß:


Vertaal Matrix voor daß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
degene derjenige; diejenige
diegene derjenige; diejenige
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
degene daß; der; derjenige; die; eine; einer; eines; jene; jener; jenes
die daß; der; derjenige; die; eine; einer; eines; jene; jener; jenes
diegene daß; der; derjenige; die; eine; einer; eines; jene; jener; jenes
opdat damit; daß; so dass; so daß
zodat damit; daß; so dass; so daß
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
degene diejenige
die diese; dieser; dieses

Wiktionary: daß


Cross Translation:
FromToVia
daß dat que — Complémenteur

Verwante vertalingen van da