Stich: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Duits

Uitgebreide vertaling voor Stich (Duits) in het Nederlands

der Stich (Messerstich)
de steek; de messteek
- steek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- messteek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Stich (klammern; nähen; Masche)
de hechting; vasthechting
- hechting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- vasthechting [znw.] zelfstandig naamwoord
der Stich (Stickerei; Masche)
het stiksel
- stiksel [het ~] zelfstandig naamwoord
der Stich (beginnt schlecht zu werden)
begin van bederf
- begin van bederf [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
begin van bederf	Stich; beginnt schlecht zu werden
hechting	Masche; Stich; klammern; nähen	Wundklammer; nähen einer Wunde
messteek	Messerstich; Stich
steek	Messerstich; Stich	Seitenstich
stiksel	Masche; Stich; Stickerei
vasthechting	Masche; Stich; klammern; nähen

Cross Translation:

From	To	Via
• Stich	→ beet	↔ bite — swelling of one's skin caused by an insect's mouthparts or sting
• Stich	→ steek	↔ stitch — single pass of the needle in sewing