Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. unermüdlich:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor unermüdlich (Duits) in het Nederlands

unermüdlich:

unermüdlich bijvoeglijk naamwoord

  1. unermüdlich (rastlos; bewandert; eifrig; emsig)
    onvermoeibaar; bedreven; noest
  2. unermüdlich (unverdrossen; unablässig)
    onverdroten
  3. unermüdlich (ständig; kontinuierlich; andauernd; )
    onvermoeibaar
  4. unermüdlich (unablässig; unverdrossen)
    onvermoeid
  5. unermüdlich (ausdauernd; hartnäckig)
    niet aflatend

Vertaal Matrix voor unermüdlich:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedreven bewandert; eifrig; emsig; rastlos; unermüdlich bewandert; erfahren; fachmännisch; geschult; geübt; kundig; sachverständig; tüchtig
noest bewandert; eifrig; emsig; rastlos; unermüdlich arbeitsam; fleißig
onverdroten unablässig; unermüdlich; unverdrossen
onvermoeibaar andauernd; anhaltend; bewandert; eifrig; emsig; fortwährend; konstant; kontinuierlich; rastlos; ständig; unablässig; unermüdlich; ununterbrochen; unverdrossen
onvermoeid unablässig; unermüdlich; unverdrossen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
niet aflatend ausdauernd; hartnäckig; unermüdlich

Synoniemen voor "unermüdlich":


Wiktionary: unermüdlich


Cross Translation:
FromToVia
unermüdlich onvermoeibaar; onvermoeid indefatigable — extremely persistent and untiring

Computer vertaling door derden: