Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- stinkend:
- stinken:
- Wiktionary:
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
Duits
Uitgebreide vertaling voor stinkend (Duits) in het Nederlands
stinkend:
-
stinkend (verrotet; schlecht; vergammelt; verdorben; verfault; faul; ranzig; stinkig)
-
stinkend (schlecht riechend; stinkig)
-
stinkend (widerlich; ranzig; schmutzig; eklig; faul; ekelhaft; stinkig; schmierig; widerwärtig; scheußlich; abgestanden; unflätig; verdorben; abscheulich; schweinisch; vergammelt; abscheuerregend; fettig; ekelerregend; schmuddelig; unsauber; verfault; verderbt)
walgelijk; weerzinwekkend; vies; ranzig; goor; onverkwikkelijk; smerig; stuitend-
walgelijk bijvoeglijk naamwoord
-
weerzinwekkend bijvoeglijk naamwoord
-
vies bijvoeglijk naamwoord
-
ranzig bijvoeglijk naamwoord
-
goor bijvoeglijk naamwoord
-
onverkwikkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
smerig bijvoeglijk naamwoord
-
stuitend bijvoeglijk naamwoord
-
-
stinkend (stinkig)
-
stinkend (ekelerregend; unangenehm; widerwärtig; stinkig; unsauber; schmutzig; eklig; ekelhaft; entsetzlich; fettig; schweinisch; schmierig; schmuddelig; schlüpfrig; unflätig)
Vertaal Matrix voor stinkend:
Synoniemen voor "stinkend":
stinken:
Conjugations for stinken:
Präsens
- stinke
- stinkst
- stinkt
- stinken
- stinkt
- stinken
Imperfekt
- stank
- stankst
- stank
- stanken
- stanket
- stanken
Perfekt
- habe gestunken
- hast gestunken
- hat gestunken
- haben gestunken
- habt gestunken
- haben gestunken
1. Konjunktiv [1]
- stinke
- stinkest
- stinke
- stinken
- stinket
- stinken
2. Konjunktiv
- stänke
- stänkest
- stänke
- stänken
- stänket
- stänken
Futur 1
- werde stinken
- wirst stinken
- wird stinken
- werden stinken
- werdet stinken
- werden stinken
1. Konjunktiv [2]
- würde stinken
- würdest stinken
- würde stinken
- würden stinken
- würdet stinken
- würden stinken
Diverses
- stink!
- stinkt!
- stinken Sie!
- gestunken
- stinkend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor stinken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
een geur verspreiden | riechen; stinken | |
een luchtje hebben | riechen; stinken | |
geuren | riechen; stinken | auffallen; glänzen; prahlen; prunken; zeigen; zur Schau stellen |
meuren | riechen; stinken | schlafen; schlummern |
rieken | riechen; stinken | |
ruiken | riechen; stinken | |
stinken | riechen; stinken | |
walmen | riechen; stinken | qualmen |
Synoniemen voor "stinken":
Wiktionary: stinken
stinken
Cross Translation:
verb
stinken
-
-
- stinken → stinken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stinken | → stinken | ↔ reek — to have or give off a strong, unpleasant smell |
• stinken | → ruiken; geuren; stinken | ↔ smell — have a particular smell |
• stinken | → stinken | ↔ stink — have a strong bad smell |
• stinken | → stinken | ↔ stink — give an impression of dishonesty or untruth |
• stinken | → stinken | ↔ puer — sentir mauvais. |
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor stinkend (Nederlands) in het Duits
stinkend:
-
stinkend (kwalijkriekend)
schlecht riechend; stinkig; stinkend-
schlecht riechend bijvoeglijk naamwoord
-
stinkig bijvoeglijk naamwoord
-
stinkend bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor stinkend:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
schlecht riechend | kwalijkriekend; stinkend | |
stinkend | kwalijkriekend; stinkend | bedorven; goor; onverkwikkelijk; ranzig; rot; rottig; slecht; smerig; stuitend; vergaan; verrot; vies; walgelijk; walmend; weerzinwekkend |
stinkig | kwalijkriekend; stinkend | bedorven; goor; morsig; onverkwikkelijk; ranzig; rot; rottig; slecht; slonzig; slordig; smerig; stuitend; vergaan; verrot; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; walgelijk; walmend; weerzinwekkend |
stinkend vorm van stinken:
Conjugations for stinken:
o.t.t.
- stink
- stinkt
- stinkt
- stinken
- stinken
- stinken
o.v.t.
- stonk
- stonk
- stonk
- stonken
- stonken
- stonken
v.t.t.
- heb gestonken
- hebt gestonken
- heeft gestonken
- hebben gestonken
- hebben gestonken
- hebben gestonken
v.v.t.
- had gestonken
- had gestonken
- had gestonken
- hadden gestonken
- hadden gestonken
- hadden gestonken
o.t.t.t.
- zal stinken
- zult stinken
- zal stinken
- zullen stinken
- zullen stinken
- zullen stinken
o.v.t.t.
- zou stinken
- zou stinken
- zou stinken
- zouden stinken
- zouden stinken
- zouden stinken
en verder
- ben gestonken
- bent gestonken
- is gestonken
- zijn gestonken
- zijn gestonken
- zijn gestonken
diversen
- stink!
- stinkt!
- gestonken
- stinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor stinken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
riechen | een luchtje hebben; geuren; meuren; rieken; ruiken; stinken; walmen | een geur verspreiden; geuren; rieken; ruiken |
stinken | een luchtje hebben; geuren; meuren; rieken; ruiken; stinken; walmen | een geur verspreiden; geuren; rieken; ruiken |
Verwante definities voor "stinken":
Wiktionary: stinken
stinken
Cross Translation:
verb
stinken
-
een onaangename geur hebben
- stinken → stinken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stinken | → stinken | ↔ reek — to have or give off a strong, unpleasant smell |
• stinken | → riechen; stinken | ↔ smell — have a particular smell |
• stinken | → stinken | ↔ stink — have a strong bad smell |
• stinken | → stinken | ↔ stink — give an impression of dishonesty or untruth |
• stinken | → stinken | ↔ puer — sentir mauvais. |