Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- hoch:
-
Wiktionary:
- hoch → hoog
- hoch → hoog, hoogstaand, lang leve, tot, op, omhoog, met, hard, luid, verheven, aanzienlijk, eminent, uitstekend, voortreffelijk, vooraanstaand, op de voorgrond tredend, prominent, vooruitstekend, excellent, kostelijk, tiptop, tof, uitmuntend
- Hoch → hogedrukgebied
Duits
Uitgebreide vertaling voor hoch (Duits) in het Nederlands
hoch:
-
hoch (hochgelegen)
-
hoch (häufig; regelmäßig; viel; mehrmals; frequent; mehrfach; wiederholt; schwer; turnusmäßig; stark; gleichmäßig; haufenweise)
vaak; veelvuldig; regelmatig; frequent; dikwijls; meermaals; menigmaal-
vaak bijwoord
-
veelvuldig bijwoord
-
regelmatig bijwoord
-
frequent bijwoord
-
dikwijls bijwoord
-
meermaals bijwoord
-
menigmaal bijwoord
-
-
hoch (dufte; toll; tipp-topp; schick; großartig; super; tadellos; steil; hervorragend; stark; herrlich; gut; riesig; prima)
schitterend; gaaf; mieters; tof-
schitterend bijvoeglijk naamwoord
-
gaaf bijvoeglijk naamwoord
-
mieters bijvoeglijk naamwoord
-
tof bijvoeglijk naamwoord
-
-
hoch (Sehrgrosmäsig; groß; gewaltig; gigantisch; flink; unermeßlich; titanisch; toll; riesig; irre; fabelhaft; großartig; kapital; enorm; riesenhaft; immens; kolossal; himmelweit)
enorm; in zeer hoge mate; gigantisch; immens; reusachtig-
enorm bijvoeglijk naamwoord
-
in zeer hoge mate bijvoeglijk naamwoord
-
gigantisch bijvoeglijk naamwoord
-
immens bijvoeglijk naamwoord
-
reusachtig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor hoch:
Synoniemen voor "hoch":
Wiktionary: hoch
hoch
Cross Translation:
adjective
hoch
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hoch | → hoog | ↔ high — elevated |
• hoch | → hoog | ↔ high — tall, lofty |
• hoch | → hoogstaand | ↔ lofty — high |
• hoch | → lang leve | ↔ long live — prosper |
• hoch | → hoog | ↔ sharp — musically higher-pitched than desired |
• hoch | → hoog | ↔ tall — of a building |
• hoch | → tot | ↔ to — used to indicated exponentiation |
• hoch | → op; omhoog | ↔ up — toward the top |
• hoch | → met; omhoog | ↔ up — facing upwards |
• hoch | → hoog; hard; luid; verheven | ↔ haut — Qui élever. — note Par opposition à bas et à petit, en parlant d’un objet considérer par rapport à tous les autres objets du même genre, ou seulement par comparaison à un ou à plusieurs autres. |
• hoch | → aanzienlijk; eminent; uitstekend; voortreffelijk; vooraanstaand; op de voorgrond tredend; prominent; vooruitstekend; excellent; kostelijk; tiptop; tof; uitmuntend | ↔ éminent — soutenu|fr Qui s’élever au-dessus du niveau général, parler d’un terrain. |
Hoch:
Synoniemen voor "Hoch":
Wiktionary: Hoch
Hoch
noun
-
een gebied waar relatief een hogere druk heerst dan elders, term uit de meteorologie