Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: abholen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: abholen

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. abholen:
  2. Abholen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor abholen (Duits) in het Nederlands

abholen:

abholen werkwoord (hole ab, holst ab, holt ab, holte ab, holtet ab, abgeholt)

  1. abholen (einsammeln; aufpicken; holen)
    ophalen; afhalen en meenemen; oppikken
    • ophalen werkwoord (haal op, haalt op, haalde op, haalden op, opgehaald)
    • oppikken werkwoord (pik op, pikt op, pikte op, pikten op, opgepikt)
  2. abholen (etwas abholen; ziehen; holen; )
    iets ophalen
  3. abholen (einschnupfen; schnauben; schnüffeln; )
    opsnuiven; een snuif nemen; snuiven; insnuiven
    • opsnuiven werkwoord (snuif op, snuift op, snoof op, snoven op, opgesnoven)
    • een snuif nemen werkwoord
    • snuiven werkwoord (snuif, snuift, snoof, snoven, gesnoven)
    • insnuiven werkwoord (snuif in, snuift in, snoof in, snoven in, ingesnoven)

Conjugations for abholen:

Präsens
  1. hole ab
  2. holst ab
  3. holt ab
  4. holen ab
  5. holt ab
  6. holen ab
Imperfekt
  1. holte ab
  2. holtest ab
  3. holte ab
  4. holten ab
  5. holtet ab
  6. holten ab
Perfekt
  1. habe abgeholt
  2. hast abgeholt
  3. hat abgeholt
  4. haben abgeholt
  5. habt abgeholt
  6. haben abgeholt
1. Konjunktiv [1]
  1. hole ab
  2. holest ab
  3. hole ab
  4. holen ab
  5. holet ab
  6. holen ab
2. Konjunktiv
  1. holte ab
  2. holtest ab
  3. holte ab
  4. holten ab
  5. holtet ab
  6. holten ab
Futur 1
  1. werde abholen
  2. wirst abholen
  3. wird abholen
  4. werden abholen
  5. werdet abholen
  6. werden abholen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde abholen
  2. würdest abholen
  3. würde abholen
  4. würden abholen
  5. würdet abholen
  6. würden abholen
Diverses
  1. hol ab!
  2. holt ab!
  3. holen Sie ab!
  5. abgeholt
  6. abholend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor abholen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opsnuiven Aufschnauben; Einatmen; Inhalieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afhalen en meenemen abholen; aufpicken; einsammeln; holen
een snuif nemen abholen; aufziehen; durch die Nase einziehen; einatmen; einschnauben; einschnupfen; einziehen; hochziehen; inhalieren; schnauben; schnaufen; schnupfen; schnuppern; schnüffeln; ziehen
iets ophalen abholen; auffischen; aufholen; etwas abholen; hissen; hochziehen; holen; schnupfen; schnuppern; ziehen
insnuiven abholen; aufziehen; durch die Nase einziehen; einatmen; einschnauben; einschnupfen; einziehen; hochziehen; inhalieren; schnauben; schnaufen; schnupfen; schnuppern; schnüffeln; ziehen
ophalen abholen; aufpicken; einsammeln; holen abnehmen; abrufen; abräumen; aufholen; entfernen; entnehmen; fortnehmen; heranholen; herbeiziehen; hinzuziehen; umhochziehen; wegholen; wegnehmen; zuziehen
oppikken abholen; aufpicken; einsammeln; holen Unterricht bekommen; aneignen; anlernen; ansammeln; aufheben; auflesen; aufnehmen; aufsammeln; einpauken; erlernen; lernen; studieren; versammeln; zusammentragen
opsnuiven abholen; aufziehen; durch die Nase einziehen; einatmen; einschnauben; einschnupfen; einziehen; hochziehen; inhalieren; schnauben; schnaufen; schnupfen; schnuppern; schnüffeln; ziehen
snuiven abholen; aufziehen; durch die Nase einziehen; einatmen; einschnauben; einschnupfen; einziehen; hochziehen; inhalieren; schnauben; schnaufen; schnupfen; schnuppern; schnüffeln; ziehen die Nase rümpfen

Synoniemen voor "abholen":


Wiktionary: abholen

abholen
verb
  1. transitiv: von einem Ort nehmen, um es (mit sich) an einen anderen zu bringen
abholen
verb
  1. goederen die klaargelegd zijn in bezit komen nemen
  2. een voorwerp bij iets/iemand vandaan halen
Cross Translation:
FromToVia
• abholen → afhalen; rissen; ritsen; wegnemen ↔ prélever — lever préalablement une certaine portion sur le total.
• abholen → aftrekken; afnemen; afpakken; weghalen; wegnemen; afsnijden; afsteken; afhalen; rissen; ritsen; aftellen; inhouden; korten ↔ retrancher — Traductions à vérifier et à trier

Abholen:

Abholen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abholen
    het halen
    • halen [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Abholen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
halen Abholen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
halen bekommen; holen

Verwante vertalingen van abholen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0465 seconde
Page rendered in 1.0 seconds