Höhepunkt: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Höhepunkt:
- hoogtepunt; climax; zenit; toppunt; piek; top; orgasme; hoogst bereikbare punt; culminatie; hoogste ladder
Wiktionary:
- Höhepunkt → topper, hooghtepunt, hoogtepunt
- Höhepunkt → apogeum, hoogtepunt, summum, toppunt

Duits

Uitgebreide vertaling voor Höhepunkt (Duits) in het Nederlands

der Höhepunkt (Klimax; Orgasmus)
het hoogtepunt; de climax
- hoogtepunt [het ~] zelfstandig naamwoord
- climax [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Höhepunkt (Spitze)
het hoogtepunt; het zenit; het toppunt; de piek; de top
- hoogtepunt [het ~] zelfstandig naamwoord
- zenit [het ~] zelfstandig naamwoord
- toppunt [het ~] zelfstandig naamwoord
- piek [de ~] zelfstandig naamwoord
- top [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Höhepunkt (Orgasmus)
het orgasme
- orgasme [het ~] zelfstandig naamwoord
der Höhepunkt (Spitze; Gipfel)
hoogst bereikbare punt; de top
- hoogst bereikbare punt [znw.] zelfstandig naamwoord
- top [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Höhepunkt (Gipfel; Spitze; Zenit; höchster Punkt)
de culminatie
- culminatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
der Höhepunkt (höchsten Stufenleiter)
hoogste ladder
- hoogste ladder [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
climax	Höhepunkt; Klimax; Orgasmus
culminatie	Gipfel; Höhepunkt; Spitze; Zenit; höchster Punkt
hoogst bereikbare punt	Gipfel; Höhepunkt; Spitze
hoogste ladder	Höhepunkt; höchsten Stufenleiter
hoogtepunt	Höhepunkt; Klimax; Orgasmus; Spitze	Gipfel; Spitze
orgasme	Höhepunkt; Orgasmus
piek	Höhepunkt; Spitze	Berggipfel; Gipfel; Gulden; Guldenmünze; Spitze; Weihnachtsausschmückung
top	Gipfel; Höhepunkt; Spitze	Berggipfel; Giebelspitze; Gipfel; Gipfelpunkt; Höchsterreichbare; Nock; Nocken; Spitze
toppunt	Höhepunkt; Spitze	Gipfel; Spitze
zenit	Höhepunkt; Spitze	Zenit
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
top		erstklassig; erstrangig; herausragend; oberst; oberste; vortrefflich; vorzüglich

Höhepunkt

noun

der beste oder einer der besten Punkte in einer längeren Abfolge von verschiedenen Ereignissen, die sich vorher schon positiv entwickelt haben
- Höhepunkt → topper; hooghtepunt

Höhepunkt

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Höhepunkt	→ apogeum; hoogtepunt; summum; toppunt	↔ apogée — Point où un astre se trouve à sa plus grande distance de la Terre.