Duits
Uitgebreide vertaling voor nah (Duits) in het Nederlands
nah:
-
nah (in-der-Nähe; nahe; naheliegend; dicht; knapp; eng)
in de buurt; nabijgelegen; vlakbij; nabij-
in de buurt bijvoeglijk naamwoord
-
nabijgelegen bijvoeglijk naamwoord
-
vlakbij bijwoord
-
nabij bijvoeglijk naamwoord
-
-
nah (dicht bei; in der Nähe; dicht)
Vertaal Matrix voor nah:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dichtbij | dicht; eng; in-der-Nähe; knapp; nah; nahe; naheliegend | |
nabij | dicht; eng; in-der-Nähe; knapp; nah; nahe; naheliegend | |
nabijgelegen | dicht; eng; in-der-Nähe; knapp; nah; nahe; naheliegend | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vlakbij | dicht; eng; in-der-Nähe; knapp; nah; nahe; naheliegend | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
in de buurt | dicht; eng; in-der-Nähe; knapp; nah; nahe; naheliegend | |
nabije | dicht; dicht bei; in der Nähe; nah |