Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
losbinden:
-
Wiktionary:
losbinden → ontbinden, losknopen, losmaken, ontvlekken, detacheren, uitzenden, afbinden, losbinden, afhaken, afkoppelen, ontkoppelen -
Synoniemen voor "losbinden":
abbinden; aufbinden; aufschnüren
abkoppeln; abkuppeln; trennen
-
Wiktionary:
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
Duits
Uitgebreide vertaling voor losbinden (Duits) in het Nederlands
losbinden: (*Woord en zin splitter gebruikt)
losbinden:
Synoniemen voor "losbinden":
Wiktionary: losbinden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• losbinden | → ontbinden | ↔ unbind — take bindings off |
• losbinden | → losknopen; losmaken | ↔ untie — to loosen, as something interlaced or knotted |
• losbinden | → ontvlekken; detacheren; uitzenden; afbinden; losbinden; losmaken; afhaken; afkoppelen; ontkoppelen | ↔ détacher — Dégager de ce qui l’attachait (sens général) |
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor losbinden (Nederlands) in het Duits
losbinden: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- los: lose; mobil; beweglich; transportfähig; versetzbar; nicht fest; transportabel; transportierbar; locker; pulverartig; unsicher; schlank; unzuverlässig; wechselhaft; ungewiß; rank; unbeständig; schwankend; schmächtig; wackelig; grundlos; wandelbar; instabil; flatterhaft; unfest; veränderlich; wankelmütig; unsolide
- binden: binden; Bücher binden; erpressen; knebeln; den Mund verbieten; ketten; verketten; aneinanderreihen
- lossen: entladen; abladen; ausladen; löschen; abgeben; ablassen; Ausladen; Abladen