Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: grasen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: grasen

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. grasen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor grasen (Duits) in het Nederlands

grasen:

grasen werkwoord (grase, grast, graste, grastet, gegrast)

  1. grasen (weiden)
    weiden; grazen; afgrazen; graseten
    • weiden werkwoord (weid, weidt, weidde, weidden, geweid)
    • grazen werkwoord (graas, graast, graasde, graasden, gegraasd)
    • afgrazen werkwoord (graas af, graast af, graasde af, graasden af, afgegrazen)
    • graseten werkwoord
  2. grasen
    gras eten
    • gras eten werkwoord (eet gras, at gras, aten gras, gras gegeten)
  3. grasen (nachforschen; spüren; schnüffeln; )
    rechercheren; snuffelen; speuren; naspeuring doen
    • rechercheren werkwoord (rechercheer, rechercheert, rechercheerde, rechercheerden, gerechercheerd)
    • snuffelen werkwoord (snuffel, snuffelt, snuffelde, snuffelden, gesnuffeld)
    • speuren werkwoord (speur, speurt, speurde, speurden, gespeurd)
    • naspeuring doen werkwoord

Conjugations for grasen:

Präsens
  1. grase
  2. grast
  3. grast
  4. grasen
  5. grast
  6. grasen
Imperfekt
  1. graste
  2. grastest
  3. graste
  4. grasten
  5. grastet
  6. grasten
Perfekt
  1. habe gegrast
  2. hast gegrast
  3. hat gegrast
  4. haben gegrast
  5. habt gegrast
  6. haben gegrast
1. Konjunktiv [1]
  1. grase
  2. grasest
  3. grase
  4. grasen
  5. graset
  6. grasen
2. Konjunktiv
  1. graste
  2. grastest
  3. graste
  4. grasten
  5. grastet
  6. grasten
Futur 1
  1. werde grasen
  2. wirst grasen
  3. wird grasen
  4. werden grasen
  5. werdet grasen
  6. werden grasen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde grasen
  2. würdest grasen
  3. würde grasen
  4. würden grasen
  5. würdet grasen
  6. würden grasen
Diverses
  1. grase!
  2. grast!
  3. grasen Sie!
  5. gegrast
  6. grasend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor grasen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
weiden Weiden; Wiesen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgrazen grasen; weiden
gras eten grasen
graseten grasen; weiden
grazen grasen; weiden
naspeuring doen beschnuppern; beschnüffeln; durch die Nase einziehen; fahnden; grasen; nachforschen; schnüffeln; sichern; spähen; spüren; suchen; wittern
rechercheren beschnuppern; beschnüffeln; durch die Nase einziehen; fahnden; grasen; nachforschen; schnüffeln; sichern; spähen; spüren; suchen; wittern
snuffelen beschnuppern; beschnüffeln; durch die Nase einziehen; fahnden; grasen; nachforschen; schnüffeln; sichern; spähen; spüren; suchen; wittern durchsuchen; grabbeln; grapschen; grapsen; herumkramen; herumschnüffeln; kramen; rummeln; schachern; schnüffeln; spionieren; stöbern; wühlen
speuren beschnuppern; beschnüffeln; durch die Nase einziehen; fahnden; grasen; nachforschen; schnüffeln; sichern; spähen; spüren; suchen; wittern ausforschen; befragen; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; erproben; fahnden; forschen; herumkramen; nachforschen; nachgehen; nachspüren; prüfen; schnüffeln; spionieren; spüren; stöbern; suchen; untersuchen; überprüfen
weiden grasen; weiden

Synoniemen voor "grasen":


Wiktionary: grasen

grasen
verb
  1. het eten van gras en andere bodemvegetatie zoals bijvoorbeeld runderen dit doen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0341 seconde
Page rendered in 1.0 seconds