Duits
Uitgebreide vertaling voor anwenden (Duits) in het Nederlands
anwenden:
-
anwenden (benutzen; gebrauchen; verwenden; einsetzen; hantieren; handhaben)
-
anwenden (verwenden; benutzen; packen; gebrauchen; erfassen; hantieren; handhaben; nehmen)
-
anwenden (gebrauchen; benutzen; hantieren; verwenden; einsetzen; handhaben)
gebruiken; hanteren; gebruik maken van; bezigen-
gebruik maken van werkwoord (maak gebruik van, maakt gebruik van, maakte gebruik van, maakten gebruik van, gebruik gemaakt van)
-
anwenden (verwenden; benutzen; gebrauchen; handhaben)
gebruiken; aanwenden; benutten; gebruik maken van; utiliseren-
gebruik maken van werkwoord (maak gebruik van, maakt gebruik van, maakte gebruik van, maakten gebruik van, gebruik gemaakt van)
-
anwenden (gebrauchen; benutzen; verwenden; praktizieren; handhaben; hantieren; tun; verrichten)
gebruiken; toepassen; gebruik maken van; benutten; aanwenden-
gebruik maken van werkwoord (maak gebruik van, maakt gebruik van, maakte gebruik van, maakten gebruik van, gebruik gemaakt van)
-
anwenden (gebrauchen; einsetzen)
-
anwenden
Conjugations for anwenden:
Präsens
- wende an
- wendest an
- wendet an
- wenden an
- wendet an
- wenden an
Imperfekt
- wendete an
- wendetest an
- wendete an
- wendeten an
- wendetet an
- wendeten an
Perfekt
- habe angewendet
- hast angewendet
- hat angewendet
- haben angewendet
- habt angewendet
- haben angewendet
1. Konjunktiv [1]
- wende an
- wendest an
- wende an
- wenden an
- wendet an
- wenden an
2. Konjunktiv
- wendete an
- wendetest an
- wendete an
- wendeten an
- wendetet an
- wendeten an
Futur 1
- werde anwenden
- wirst anwenden
- wird anwenden
- werden anwenden
- werdet anwenden
- werden anwenden
1. Konjunktiv [2]
- würde anwenden
- würdest anwenden
- würde anwenden
- würden anwenden
- würdet anwenden
- würden anwenden
Diverses
- wend an!
- wendet an!
- wenden Sie an!
- angewendet
- anwendend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor anwenden:
Synoniemen voor "anwenden":
Wiktionary: anwenden
anwenden
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• anwenden | → toepassen | ↔ apply — to put to use for a purpose |
• anwenden | → aanwenden; benutten; gebruiken; aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; leggen; steken; plaatsen; stellen; stoppen; zetten; doen; doorvoeren; in toepassing brengen; toepassen; aanzetten; voordoen | ↔ appliquer — mettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher. |
• anwenden | → aanwenden; benutten; gebruiken | ↔ employer — Utiliser |
Computer vertaling door derden: