Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. schrubben:
  2. Schrubben:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor schrubben (Duits) in het Nederlands

schrubben:

schrubben werkwoord (schrube, schrubst, schrubt, schrubte, schrubtet, geschrubt)

  1. schrubben (putzen)
    dweilen
    • dweilen werkwoord (dweil, dweilt, dweilde, dweilden, gedweild)
  2. schrubben (abscheuern; scheuern)
    boenen; schrobben; schoonboenen; afschrobben; afboenen; schoonschrobben
    • boenen werkwoord (boen, boent, boende, boenden, geboend)
    • schrobben werkwoord (schrob, schrobt, schrobde, schrobden, geschrobd)
    • schoonboenen werkwoord
    • afschrobben werkwoord (schrob af, schrobt af, schrobde af, schrobden af, afgeschrobd)
    • afboenen werkwoord
    • schoonschrobben werkwoord (schrob schoon, schrobt schoon, schrobde schoon, schrobden schoon, schoongeschrobd)

Conjugations for schrubben:

Präsens
  1. schrube
  2. schrubst
  3. schrubt
  4. schruben
  5. schrubt
  6. schruben
Imperfekt
  1. schrubte
  2. schrubtest
  3. schrubte
  4. schrubten
  5. schrubtet
  6. schrubten
Perfekt
  1. habe geschrubt
  2. hast geschrubt
  3. hat geschrubt
  4. haben geschrubt
  5. habt geschrubt
  6. haben geschrubt
1. Konjunktiv [1]
  1. schrube
  2. schrubest
  3. schrube
  4. schruben
  5. schrubet
  6. schruben
2. Konjunktiv
  1. schrubte
  2. schrubtest
  3. schrubte
  4. schrubten
  5. schrubtet
  6. schrubten
Futur 1
  1. werde schrubben
  2. wirst schrubben
  3. wird schrubben
  4. werden schrubben
  5. werdet schrubben
  6. werden schrubben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde schrubben
  2. würdest schrubben
  3. würde schrubben
  4. würden schrubben
  5. würdet schrubben
  6. würden schrubben
Diverses
  1. schrub!
  2. schrubt!
  3. schruben Sie!
  4. geschrubt
  5. schrubbend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor schrubben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boenen Scheuern
dweilen Aufwischen
schrobben Bohnern; Reinigungsarbeit; Scheuern; Schrubben
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afboenen abscheuern; scheuern; schrubben
afschrobben abscheuern; scheuern; schrubben
boenen abscheuern; scheuern; schrubben
dweilen putzen; schrubben
schoonboenen abscheuern; scheuern; schrubben
schoonschrobben abscheuern; scheuern; schrubben
schrobben abscheuern; scheuern; schrubben

Synoniemen voor "schrubben":


Wiktionary: schrubben

schrubben
verb
  1. schrobben tot het glanst

Schrubben:

Schrubben [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Schrubben (Bohnern; Scheuern)
    schrobben; boenwerk

Vertaal Matrix voor Schrubben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boenwerk Bohnern; Scheuern; Schrubben
schrobben Bohnern; Scheuern; Schrubben Reinigungsarbeit; Scheuern
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schrobben abscheuern; scheuern; schrubben