Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- hinweisen:
-
Wiktionary:
- hinweisen → aanduiden, aangeven, een teken geven, merken, kenmerken, tekenen, laten zien, tentoonspreiden, tonen, vertonen, wijzen, uitwijzen, aanwijzen, uitduiden, kiezen, uitkiezen, uitlezen, uitpikken, verkiezen, uitzoeken, een sein geven, seinen, opmerken, opmerkzaam maken, signaleren, attenderen, attent maken, een wenk geven
Duits
Uitgebreide vertaling voor hinweisend (Duits) in het Nederlands
hinweisen:
-
hinweisen (verweisen; überweisen; ausschicken; weisen; senden; einweisen; lenken; leiten; geleiten; schicken; führen; hinüberschicken; herüberschicken)
-
hinweisen (aufmerksam machen; benachrichtigen; aufklären; informieren; signalisieren)
-
hinweisen (aufmerksam machen; informieren; benachrichtigen; aufklären; deklamieren)
-
hinweisen (anweisen; anzeigen)
wijzen naar-
wijzen naar werkwoord
-
Conjugations for hinweisen:
Präsens
- weise hin
- weist hin
- weist hin
- weisen hin
- weist hin
- weisen hin
Imperfekt
- wies hin
- wiesest hin
- wies hin
- wiesen hin
- wiest hin
- wiesen hin
Perfekt
- habe hingewiesen
- hast hingewiesen
- hat hingewiesen
- haben hingewiesen
- habt hingewiesen
- haben hingewiesen
1. Konjunktiv [1]
- weise hin
- weisest hin
- weise hin
- weisen hin
- weiset hin
- weisen hin
2. Konjunktiv
- wiese hin
- wiesest hin
- wiese hin
- wiesen hin
- wieset hin
- wiesen hin
Futur 1
- werde hinweisen
- wirst hinweisen
- wird hinweisen
- werden hinweisen
- werdet hinweisen
- werden hinweisen
1. Konjunktiv [2]
- würde hinweisen
- würdest hinweisen
- würde hinweisen
- würden hinweisen
- würdet hinweisen
- würden hinweisen
Diverses
- weise hin!
- weiset hin!
- weisen Sie hin!
- hingewiesen
- hinweisend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor hinweisen:
Synoniemen voor "hinweisen":
Wiktionary: hinweisen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hinweisen | → aanduiden; aangeven; een teken geven; merken; kenmerken; tekenen; laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen; aanwijzen; uitduiden; kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken | ↔ désigner — Traduction à trier |
• hinweisen | → laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen; aanduiden; aangeven; aanwijzen; uitduiden | ↔ indiquer — montrer, désigner une personne ou une chose. |
• hinweisen | → laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen | ↔ montrer — faire voir ; exposer aux regards. |
• hinweisen | → een sein geven; seinen; opmerken; opmerkzaam maken; signaleren; attenderen; attent maken; een wenk geven | ↔ signaler — appeler ou attirer l’attention de quelqu’un sur une personne ou sur une chose. |