Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Schnabel (Duits) in het Nederlands

Schnabel:

Schnabel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schnabel
    de snavel; de vogelbek
    • snavel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vogelbek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Schnabel (Tülle; Schnauze)
    de tuit
    • tuit [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Schnabel (Schnauze; Mund; Klappe; Fresse)
    de bek; de smoel; de muil; de waffel; het smoelwerk
    • bek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • smoel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • muil [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • waffel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • smoelwerk [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Schnabel (Ausgießer; Schnäbel)

Vertaal Matrix voor Schnabel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bek Fresse; Klappe; Mund; Schnabel; Schnauze
mondstukken van tabakspijpen Ausgießer; Schnabel; Schnäbel
muil Fresse; Klappe; Mund; Schnabel; Schnauze Hausschuh; Pantoffel; Schlapfen
smoel Fresse; Klappe; Mund; Schnabel; Schnauze Fratze; Visage
smoelwerk Fresse; Klappe; Mund; Schnabel; Schnauze Fratze; Visage
snavel Schnabel
tuit Schnabel; Schnauze; Tülle
vogelbek Schnabel
waffel Fresse; Klappe; Mund; Schnabel; Schnauze

Wiktionary: Schnabel

Schnabel
noun
  1. Zoologie: das Mundwerkzeug bestimmter Tiere
Schnabel
noun
  1. snavel van vogels
  2. een bek van een vogel

Cross Translation:
FromToVia
Schnabel bek; snavel beak — structure projecting from a bird's face
Schnabel bek beak — similar structure in an octopus
Schnabel bek; snavel bill — bird's beak
Schnabel bek; neb; snavel; tuit; vogelbek; nebbe bec — Traductions à trier suivant le sens
Schnabel sneep hotu — Poisson d’eau douce

Schnäbel:

Schnäbel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schnäbel (Schlünde)
    de muilen; de bekken
    • muilen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • bekken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. der Schnäbel
    de snebben
    • snebben [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  3. der Schnäbel (Ausgießer; Schnabel)

Schnäbel [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Schnäbel (Vogelschnäbel)
    de snavels; de vogelbekken; de klepels
    • snavels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • vogelbekken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • klepels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor Schnäbel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bekken Schlünde; Schnäbel Bassin; Becken; Hüftgelenk; Mäuler
klepels Schnäbel; Vogelschnäbel
mondstukken van tabakspijpen Ausgießer; Schnabel; Schnäbel
muilen Schlünde; Schnäbel
snavels Schnäbel; Vogelschnäbel
snebben Schnäbel
vogelbekken Schnäbel; Vogelschnäbel