Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Fläche

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Fläche

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Fläche:
  2. flächen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Fläche (Duits) in het Nederlands

Fläche:

Fläche [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Fläche (Ebene; Feld)
    de vlak
    • vlak [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Fläche (Oberfläche; Bodenfläche; Bodenoberfläche; Ebene)
    het oppervlak; de oppervlakte
  3. die Fläche (Zone; Gebiet; Bereich; )
    het gebied; de zone; het terrein; de gordel; het territorium; de streek
    • gebied [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zone [de ~] zelfstandig naamwoord
    • terrein [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gordel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • territorium [het ~] zelfstandig naamwoord
    • streek [de ~] zelfstandig naamwoord

Fläche [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Fläche (Kavelung; Parzelle; Grundstück; )
    het gebied; het perceel; de kavel; het terrein; het bouwterrein
    • gebied [het ~] zelfstandig naamwoord
    • perceel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kavel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • terrein [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bouwterrein [het ~] zelfstandig naamwoord

Fläche [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Fläche (Gebäude; Haus; Pfand; )
    het gebouw; het bouwwerk; het pand
    • gebouw [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bouwwerk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • pand [het ~] zelfstandig naamwoord

Fläche

  1. Fläche
    het gebied
    • gebied [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Fläche:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bouwterrein Baugelände; Bauland; Baustelle; Bereich; Ebene; Einsatz; Einsätze; Fläche; Gebiet; Gebäude; Gelände; Grundstück; Haus; Häuser; Kavelung; Parzelle; Posten Baugelände; Baustelle
bouwwerk Aufbau; Bau; Baugelände; Bauland; Baustelle; Einsatz; Einsätze; Erbauung; Errichtung; Fläche; Gebiet; Gebilde; Gebäude; Grundstück; Haus; Häuser; Komplex; Konstruktion; Los; Partie; Parzelle; Pfand; Posten; Schoß; Struktur; Teil; Unterpfand
gebied Baugelände; Bauland; Baustelle; Bereich; Bezirk; Ebene; Einsatz; Einsätze; Fläche; Gebiet; Gebäude; Gegend; Gelände; Grundstück; Haus; Häuser; Kavelung; Parzelle; Posten; Region; Zone Bereich; Bezirk; Erweiterung; Gebiet; Gegend; Landstrich; Landstriche; Navigationsort; Ort; Provinz; Rechtsgebiet; Region; Zone
gebouw Aufbau; Bau; Baugelände; Bauland; Baustelle; Einsatz; Einsätze; Erbauung; Errichtung; Fläche; Gebiet; Gebilde; Gebäude; Grundstück; Haus; Häuser; Komplex; Konstruktion; Los; Partie; Parzelle; Pfand; Posten; Schoß; Struktur; Teil; Unterpfand Gebäude; Haus
gordel Bereich; Bezirk; Fläche; Gebiet; Gegend; Gelände; Region; Zone Festungsmauer; Gurt; Gürtel; Leine; Riemen
kavel Baugelände; Bauland; Baustelle; Bereich; Ebene; Einsatz; Einsätze; Fläche; Gebiet; Gebäude; Gelände; Grundstück; Haus; Häuser; Kavelung; Parzelle; Posten
oppervlak Bodenfläche; Bodenoberfläche; Ebene; Fläche; Oberfläche
oppervlakte Bodenfläche; Bodenoberfläche; Ebene; Fläche; Oberfläche
pand Aufbau; Bau; Baugelände; Bauland; Baustelle; Einsatz; Einsätze; Erbauung; Errichtung; Fläche; Gebiet; Gebilde; Gebäude; Grundstück; Haus; Häuser; Komplex; Konstruktion; Los; Partie; Parzelle; Pfand; Posten; Schoß; Struktur; Teil; Unterpfand Bürge; Bürgschaft; Garantie; Garantieschein; Gebäude; Gewähr; Haus; Häuser; Pfand; Schoß; Sicherheit; Unterpfand
perceel Baugelände; Bauland; Baustelle; Bereich; Ebene; Einsatz; Einsätze; Fläche; Gebiet; Gebäude; Gelände; Grundstück; Haus; Häuser; Kavelung; Parzelle; Posten Gebäude; Haus; Häuser; Parzelle; Schoß
streek Bereich; Bezirk; Fläche; Gebiet; Gegend; Gelände; Region; Zone Flausen; Gau; Gebiet; Gegend; Landstriche; Lauer; Provinz; Region; Scherz; Schäkerei; Spaß; Spaßen; Späßchen; Streich; Ulk
terrein Baugelände; Bauland; Baustelle; Bereich; Bezirk; Ebene; Einsatz; Einsätze; Fläche; Gebiet; Gebäude; Gegend; Gelände; Grundstück; Haus; Häuser; Kavelung; Parzelle; Posten; Region; Zone Bezirk; Gebiet; Gelände; Grundstück; Gut; Revier; Territorium; Zone
territorium Bereich; Bezirk; Fläche; Gebiet; Gegend; Gelände; Region; Zone Bezirk; Gebiet; Gelände; Grundstück; Gut; Kreis; Revier; Territorium; Zone
vlak Ebene; Feld; Fläche
zone Bereich; Bezirk; Fläche; Gebiet; Gegend; Gelände; Region; Zone Zone
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vlak eben; egal; flach; gleich; horizontal; platt; waagerecht

Synoniemen voor "Fläche":


Wiktionary: Fläche

Fläche
noun
  1. een verzameling punten die twee dimensies vult
  2. gebied met weinig of geen hoogteverschillen
Cross Translation:
FromToVia
• Fläche → bed; bedding; onderlaag; bodem ↔ bed — flat surface or layer on which something else is to be placed
• Fläche → zijde ↔ face — of a polyhedron
• Fläche → areaal; gebied; oppervlakte; verspreidingsgebied ↔ aire — (mathématiques) Quantité positive associée à une surface bornée, plane ou dans l'espace à trois dimensions. Synonyme de superficie.

Fläche vorm van flächen:

flächen werkwoord (fläche, flächst, flächt, flächte, flächtet, geflächt)

  1. flächen (egalisieren; polieren; bügeln; )
    egaliseren; gelijkmaken; effenen; gladmaken
    • egaliseren werkwoord (egaliseer, egaliseert, egaliseerde, egaliseerden, geëgaliseerd)
    • gelijkmaken werkwoord (maak gelijk, maakt gelijk, maakte gelijk, maakten gelijk, gelijk gemaakt)
    • effenen werkwoord (effen, effent, effende, effenden, geëffend)
    • gladmaken werkwoord (maak glad, maakt glad, maakte glad, maakten glad, gladgemaakt)

Conjugations for flächen:

Präsens
  1. fläche
  2. flächst
  3. flächt
  4. flächen
  5. flächt
  6. flächen
Imperfekt
  1. flächte
  2. flächtest
  3. flächte
  4. flächten
  5. flächtet
  6. flächten
Perfekt
  1. habe geflächt
  2. hast geflächt
  3. hat geflächt
  4. haben geflächt
  5. habt geflächt
  6. haben geflächt
1. Konjunktiv [1]
  1. fläche
  2. flächest
  3. fläche
  4. flächen
  5. flächet
  6. flächen
2. Konjunktiv
  1. flächte
  2. flächtest
  3. flächte
  4. flächten
  5. flächtet
  6. flächten
Futur 1
  1. werde flächen
  2. wirst flächen
  3. wird flächen
  4. werden flächen
  5. werdet flächen
  6. werden flächen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde flächen
  2. würdest flächen
  3. würde flächen
  4. würden flächen
  5. würdet flächen
  6. würden flächen
Diverses
  1. fläche!
  2. flächt!
  3. flächen Sie!
  5. geflächt
  6. flächend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor flächen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gelijkmaken Angleichen; Assimilieren; Ebnen; Nivellieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
effenen ausbügeln; ausstreichen; bügeln; ebnen; egalisieren; florieren; flächen; funkeln; glatthobeln; glimmen; glitzern; glätten; polieren; schaben; schimmern; schleifen; schlichten; schmirgeln abplatten; ausstreichen; ebnen; egalisieren; glätten
egaliseren ausbügeln; ausstreichen; bügeln; ebnen; egalisieren; florieren; flächen; funkeln; glatthobeln; glimmen; glitzern; glätten; polieren; schaben; schimmern; schleifen; schlichten; schmirgeln ausstreichen; ebnen; egalisieren; glätten
gelijkmaken ausbügeln; ausstreichen; bügeln; ebnen; egalisieren; florieren; flächen; funkeln; glatthobeln; glimmen; glitzern; glätten; polieren; schaben; schimmern; schleifen; schlichten; schmirgeln ausgleichen; ebnen; egalisieren; nivellieren
gladmaken ausbügeln; ausstreichen; bügeln; ebnen; egalisieren; florieren; flächen; funkeln; glatthobeln; glimmen; glitzern; glätten; polieren; schaben; schimmern; schleifen; schlichten; schmirgeln abscheuern; aufpolieren; ausrüsten; feilen; glattstreichen; glätten; herausputzen; polieren; schaben; scheuern; schleifen; schlichten; schmirgeln

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0593 seconde
Page rendered in 1.0 seconds