Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Armut

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Armut

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Armut:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Armut (Duits) in het Nederlands

Armut:

Armut [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Armut (Elend; Not)
    de armoede; het gebrek; de ellende
    • armoede [de ~] zelfstandig naamwoord
    • gebrek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • ellende [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Armut (Knappheit; Bedürftigkeit; Mangel; )
    de schaarste; het gebrek; de schaarsheid; het tekort; de krapte
    • schaarste [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gebrek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • schaarsheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • tekort [het ~] zelfstandig naamwoord
    • krapte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. die Armut (Bedürftigkeit; Not; Mißgeschick; )
    de behoeftigheid; de nood; de noodwendigheid
  4. die Armut (Notzustand; Not; Elend; )
    de nood; de noodtoestand
    • nood [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • noodtoestand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. die Armut
    de armoede
    • armoede [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Armut:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
armoede Armut; Elend; Not
behoeftigheid Armut; Bedürftigkeit; Druck; Elend; Hilfsbedürftigkeit; Katastrophe; Mißgeschick; Not; Rückschläge; Schicksalsschlag; Schicksalsschläge; Seuche; Unglück; Ärmlichkeit Bedürftigkeit; Hilfsbedürftigkeit
ellende Armut; Elend; Not Elend; Katastrophe; Leid; Malheur; Misere; Mißgeschick; Not; Pech; Schicksalsschlag; Schicksalsschläge; Schlamassel; Unglück; Unglücksfall; Unheil; Widerwärtigkeiten
gebrek Armut; Bedürftigkeit; Defizit; Elend; Ermangelung; Kargheit; Knappheit; Mangel; Not; Spärlichkeit; Ärmlichkeit Abweichung; Defekt; Ermangelung; Fehlbetrag; Fehler; Fehlmenge; Gebrechen; Handikap; Hinfälligkeit; Kränklichkeit; Mangel; Manko; Schwachheit; Schwäche; körperliches Gebrechen
krapte Armut; Bedürftigkeit; Defizit; Ermangelung; Kargheit; Knappheit; Mangel; Spärlichkeit; Ärmlichkeit
nood Alarm; Armut; Bedürftigkeit; Druck; Elend; Hilfsbedürftigkeit; Jammer; Katastrophe; Mißgeschick; Not; Notzustand; Rückschläge; Schicksalsschlag; Schicksalsschläge; Seuche; Unglück; Wende; Wendepunkt; Ärmlichkeit Belästigung; Heimsuchung; Hilfebedürftigkeit; Prüfung; Qual; Quälung
noodtoestand Alarm; Armut; Elend; Hilfsbedürftigkeit; Jammer; Not; Notzustand; Wende; Wendepunkt Notstand
noodwendigheid Armut; Bedürftigkeit; Druck; Elend; Hilfsbedürftigkeit; Katastrophe; Mißgeschick; Not; Rückschläge; Schicksalsschlag; Schicksalsschläge; Seuche; Unglück; Ärmlichkeit
schaarsheid Armut; Bedürftigkeit; Defizit; Ermangelung; Kargheit; Knappheit; Mangel; Spärlichkeit; Ärmlichkeit
schaarste Armut; Bedürftigkeit; Defizit; Ermangelung; Kargheit; Knappheit; Mangel; Spärlichkeit; Ärmlichkeit Mangel
tekort Armut; Bedürftigkeit; Defizit; Ermangelung; Kargheit; Knappheit; Mangel; Spärlichkeit; Ärmlichkeit Debet; Debetsaldo; Defizit; Fehlbetrag; Fehlmenge; Mangel; Manko; Schuld; Soll

Synoniemen voor "Armut":


Wiktionary: Armut

Armut
noun
  1. das Fehlen von Fähigkeiten, Fertigkeiten, geistige Armut
  2. -
Armut
noun
  1. de toestand waarin iemand leeft die zeer weinig middelen voor zijn levensonderhoud heeft.
Cross Translation:
FromToVia
• Armut → armoede ↔ poverty — quality or state of being poor

Verwante vertalingen van Armut







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1135 seconde
Page rendered in 1.0 seconds