Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
narren:
-
Wiktionary:
narren → bedotten, beduvelen, beetnemen -
Synoniemen voor "narren":
weismachen; einen Bären aufbinden; glauben machen; auf den Arm nehmen; auf die Schippe nehmen; an der Nase herumführen; anführen; anmeiern; anschmieren; aufziehen; foppen; für dumm verkaufen; nasführen; täuschen; veralbern; verarschen; vergackeiern; verkaspern; verkohlen; verscheißern; verulken; veräppeln; zum Besten haben; zum Besten halten; zum Narren halten; austauschen; verständigen; kommunizieren
-
Wiktionary:
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- narren:
- nar:
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor narren (Duits) in het Nederlands
narren: (*Woord en zin splitter gebruikt)
narren:
Synoniemen voor "narren":
Verwante vertalingen van narren
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor narren (Nederlands) in het Duits
narren:
-
narren (treiteren; pesten; plagen; koeioneren; kwellen; tergen; tarten; sarren)
quälen; plagen; triezen; schinden; schikanieren; brutal vorgehen; belästigen; tyrannisieren; einschüchtern; wegekeln; piesacken; martern-
schikanieren werkwoord (schikaniere, schikanierst, schikaniert, schikanierte, schikaniertet, schikanier)
-
brutal vorgehen werkwoord (gehe brutal vor, gehst brutal vor, geht brutal vor, ging brutal vor, gingt brutal vor, brutal vorgegangen)
-
tyrannisieren werkwoord (tyrannisiere, tyrannisierst, tyrannisiert, tyrannisierte, tyrannisiertet, tyrannisiert)
-
einschüchtern werkwoord (schüchtere ein, schüchterst ein, schüchtert ein, schüchterte ein, schüchtertet ein, eingeschüchtert)