Duits

Uitgebreide vertaling voor brausen (Duits) in het Nederlands

brausen:


Synoniemen voor "brausen":


Wiktionary: brausen


Cross Translation:
FromToVia
brausen borrelen; koken; op het kookpunt zijn; zieden bouillir — Être dans l’état d’ébullition. Se dit proprement des liquides, lorsque la chaleur ou la fermentation y produit un mouvement et qu’il se forme des bulles à la surface.
brausen manen; aanmanen; aansporen; berispen; een standje geven; uitkafferen; beknorren; terechtwijzen; verwijten; brullen; bulderen; daveren; loeien; dreigen; bedreigen gronder — Faire entendre un bruit sourd, parler des animaux, du tonnerre ou du vent.

Brausen:

Brausen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Brausen (Sprudeln)
    bruisen; gebubbel; borrelen; het geborrel

Vertaal Matrix voor Brausen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
borrelen Brausen; Sprudeln Stunde in der man Schnaps trinkt; Trinken; einen Schnaps zu sich nehmen
bruisen Brausen; Sprudeln
geborrel Brausen; Sprudeln Sprudelen; Stunde in der man Schnaps trinkt; Trinken; einen Schnaps zu sich nehmen
gebubbel Brausen; Sprudeln
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
borrelen Schnapstrinken; quellen; saufen; sich besaufen; sprudeln

Synoniemen voor "Brausen":


Verwante vertalingen van brausen