Zeitspanne: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Zeitspanne:
- tijdsduur; duur; tijdspanne; lengte; termijn; periode; tijdsbestek; tijdruimte; sluitingstermijn; tijdlimiet; tijdsruimte; spanne tijds
Wiktionary:
- Zeitspanne → tijdje, momentje, een hele tijd, poosje, interval

Duits

Uitgebreide vertaling voor Zeitspanne (Duits) in het Nederlands

die Zeitspanne (Dauer; Länge)
de tijdsduur; de duur; de tijdspanne; de lengte
- tijdsduur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- duur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- tijdspanne [de ~] zelfstandig naamwoord
- lengte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Zeitspanne (Periode; Termin; Zeitraum; Spanne; Abschnitt; Zwischenzeit; Zeitabschnitt)
de termijn; de tijdsduur; de periode; het tijdsbestek
- termijn [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- tijdsduur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- periode [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- tijdsbestek [het ~] zelfstandig naamwoord
die Zeitspanne (Zeitraum)
de tijdruimte
- tijdruimte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Zeitspanne (Einsendeschluß; Frist; Termin; Zeitraum; Zeitabschnitt; Zeitbestimmung; Zeitlimit; Phase; Spielzeit)
de termijn; sluitingstermijn; de tijdlimiet
- termijn [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- sluitingstermijn [znw.] zelfstandig naamwoord
- tijdlimiet [de ~] zelfstandig naamwoord
die Zeitspanne (Zeitraum; Periode; Abschnitt; Spanne; Zeitabschnitt)
de tijdsruimte
- tijdsruimte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Zeitspanne
spanne tijds
- spanne tijds [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
duur	Dauer; Länge; Zeitspanne	Dauer
lengte	Dauer; Länge; Zeitspanne	Länge; lange Dauer
periode	Abschnitt; Periode; Spanne; Termin; Zeitabschnitt; Zeitraum; Zeitspanne; Zwischenzeit	Epoche; Frist; Periode; Zeitabschnitt; Zeitalter; Zeitraum
sluitingstermijn	Einsendeschluß; Frist; Phase; Spielzeit; Termin; Zeitabschnitt; Zeitbestimmung; Zeitlimit; Zeitraum; Zeitspanne
spanne tijds	Zeitspanne
termijn	Abschnitt; Einsendeschluß; Frist; Periode; Phase; Spanne; Spielzeit; Termin; Zeitabschnitt; Zeitbestimmung; Zeitlimit; Zeitraum; Zeitspanne; Zwischenzeit
tijdlimiet	Einsendeschluß; Frist; Phase; Spielzeit; Termin; Zeitabschnitt; Zeitbestimmung; Zeitlimit; Zeitraum; Zeitspanne
tijdruimte	Zeitraum; Zeitspanne
tijdsbestek	Abschnitt; Periode; Spanne; Termin; Zeitabschnitt; Zeitraum; Zeitspanne; Zwischenzeit
tijdsduur	Abschnitt; Dauer; Länge; Periode; Spanne; Termin; Zeitabschnitt; Zeitraum; Zeitspanne; Zwischenzeit	Länge
tijdspanne	Dauer; Länge; Zeitspanne
tijdsruimte	Abschnitt; Periode; Spanne; Zeitabschnitt; Zeitraum; Zeitspanne
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
duur		edel; kostbar; kostspielig; teuer

Abstand; Intervall; Dauer; Frist; Periode; Phase; Spanne; Weile; Zeit; Zeitabschnitt; Zeitabstand; Zeitdauer; Zeitdifferenz; Zeitintervall; Zeitlang; Zeitraum; Abstraktion

Cross Translation:

From	To	Via
• Zeitspanne	→ tijdje; momentje; een hele tijd; poosje	↔ while — uncertain duration of time, a period of time
• Zeitspanne	→ interval	↔ window — period of time