Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Reim:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Reim (Duits) in het Nederlands

Reim:

Reim [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Reim
    de rijm
    • rijm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Reim (Reimerei)
    het rijmpje
    • rijmpje [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Reim (Reimerei)
    de rijmelarij; het gerijmel

Vertaal Matrix voor Reim:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gerijmel Reim; Reimerei
rijm Reim
rijmelarij Reim; Reimerei
rijmpje Reim; Reimerei

Synoniemen voor "Reim":


Wiktionary: Reim

Reim
noun
  1. lautliche Übereinstimmung oder Ähnlichkeit in gleicher Position bei sprachlichen Ausdrücken
Reim
noun
  1. een vers waarvan een regel eindigt in een woord dat klankverwantschap vertoont met het einde van een andere regel

Cross Translation:
FromToVia
Reim rijm; rijmpje; vers; versje rhyme — verse, poetry
Reim rijm rhyme — rhyming; sameness of sound of some parts of words, as ‘the poem exhibits rhyme’

Verwante vertalingen van Reim