Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Hausrat:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Hausrat (Duits) in het Nederlands

Hausrat:

Hausrat [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Hausrat (Mobiliar; Inventar; Eigentum; )
    de boedel; de inboedel; het huisraad
    • boedel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • inboedel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • huisraad [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Hausrat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boedel Besitz; Besitztum; Bestand; Eigentum; Habe; Hausmobiliar; Hausrat; Inventar; Mobiliar Erbe; Erbmasse; Erbschaft; Erbstück; Erbteil; Hinterlassenschaft; Nachlaß; Vermächtnis
huisraad Besitz; Besitztum; Bestand; Eigentum; Habe; Hausmobiliar; Hausrat; Inventar; Mobiliar
inboedel Besitz; Besitztum; Bestand; Eigentum; Habe; Hausmobiliar; Hausrat; Inventar; Mobiliar

Synoniemen voor "Hausrat":


Wiktionary: Hausrat

Hausrat
noun
  1. de voorwerpen die horen tot de inrichting van een kamer