Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- widerlegen:
-
Wiktionary:
- widerlegen → weerleggen
- widerlegen → weerleggen, ontkrachten, refuteren, braken, kotsen, overgeven, spugen, afkeuren, afwijzen, terugwijzen, vertikken, weigeren, retourneren, terugbezorgen, terugsturen, heruitzenden, terugdringen, verdringen, weren, ontzenuwen, afslaan, verwerpen, wraken, nee zeggen tegen, vergooien, weggooien, wegwerpen, ontkennen
Duits
Uitgebreide vertaling voor widerlegen (Duits) in het Nederlands
widerlegen:
-
widerlegen (entkräften)
Conjugations for widerlegen:
Präsens
- widerlege
- widerlegst
- widerlegt
- widerlegen
- widerlegt
- widerlegen
Imperfekt
- widerlegte
- widerlegtest
- widerlegte
- widerlegten
- widerlegtet
- widerlegten
Perfekt
- habe widerlegt
- hast widerlegt
- hat widerlegt
- haben widerlegt
- habt widerlegt
- haben widerlegt
1. Konjunktiv [1]
- widerlege
- widerlegest
- widerlege
- widerlegen
- widerleget
- widerlegen
2. Konjunktiv
- widerlegte
- widerlegtest
- widerlegte
- widerlegten
- widerlegtet
- widerlegten
Futur 1
- werde widerlegen
- wirst widerlegen
- wird widerlegen
- werden widerlegen
- werdet widerlegen
- werden widerlegen
1. Konjunktiv [2]
- würde widerlegen
- würdest widerlegen
- würde widerlegen
- würden widerlegen
- würdet widerlegen
- würden widerlegen
Diverses
- widerleg!
- widerlegt!
- widerlegen Sie!
- widerlegt
- widerlegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor widerlegen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ontkrachten | entkräften; widerlegen | |
ontzenuwen | entkräften; widerlegen | |
weerleggen | entkräften; widerlegen |
Synoniemen voor "widerlegen":
Wiktionary: widerlegen
widerlegen
Cross Translation:
verb
-
een eerdere bewering ontkrachten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• widerlegen | → weerleggen; ontkrachten | ↔ disprove — to refute |
• widerlegen | → weerleggen; refuteren | ↔ refute — to prove (something) to be false or incorrect |
• widerlegen | → braken; kotsen; overgeven; spugen; afkeuren; afwijzen; terugwijzen; vertikken; weigeren; retourneren; terugbezorgen; terugsturen; heruitzenden; terugdringen; verdringen; weren; ontzenuwen; weerleggen; afslaan; verwerpen; wraken; nee zeggen tegen; vergooien; weggooien; wegwerpen | ↔ rejeter — Traductions à trier suivant le sens |
• widerlegen | → ontzenuwen; weerleggen; ontkennen | ↔ réfuter — combattre, détruire par des raisons convaincantes ce qu’un autre a avancé, prouver que ce qu’un adversaire a dit est mal fonder ou n’est pas vrai. |