Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
stumpf:
- dom; onnozel; verstandeloos; achterlijk; stompzinnig; afgestompt; breinloos; onverstandig; hersenloos; geesteloos; idioot; onbenullig; stupide; stomp; eenvoudig; gemakkelijk; makkelijk; simpel; licht; niet moeilijk; gematteerd; mat; dof; flets; niet helder; glansloos; beslagen; onbehouwen; lomp; onbeschaafd; onopgevoed; bot; afgevlakt
- Stumpf:
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor stumpf (Duits) in het Nederlands
stumpf:
-
stumpf (stumpfsinnig; blöd; dumm; doof; geistlos; dämlich; dusselig; ätzend; geisttötend; simpel)
dom; onnozel; verstandeloos; achterlijk; stompzinnig; afgestompt; breinloos; onverstandig; hersenloos; geesteloos; idioot; onbenullig; stupide-
dom bijvoeglijk naamwoord
-
onnozel bijvoeglijk naamwoord
-
verstandeloos bijvoeglijk naamwoord
-
achterlijk bijvoeglijk naamwoord
-
stompzinnig bijvoeglijk naamwoord
-
afgestompt bijvoeglijk naamwoord
-
breinloos bijvoeglijk naamwoord
-
onverstandig bijvoeglijk naamwoord
-
hersenloos bijvoeglijk naamwoord
-
geesteloos bijvoeglijk naamwoord
-
idioot bijvoeglijk naamwoord
-
onbenullig bijvoeglijk naamwoord
-
stupide bijvoeglijk naamwoord
-
-
stumpf (klobig)
-
stumpf (nicht schwer; einfach; leicht; simpel; mühelos; imHandumdrehen; stumpfsinnig; dumm; anspruchslos; glatt; schlicht; geistlos; albern; kindisch; bei weitem)
eenvoudig; gemakkelijk; makkelijk; simpel; licht; niet moeilijk-
eenvoudig bijvoeglijk naamwoord
-
gemakkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
makkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
simpel bijvoeglijk naamwoord
-
licht bijvoeglijk naamwoord
-
niet moeilijk bijvoeglijk naamwoord
-
-
stumpf (matt; mattiert; glanzlos)
-
stumpf (nicht hell; matt; dumpfig; schwach; grau; hohl; blind; schlapp; schlaff; flau; beschlagen; farblos; glanzlos)
mat; dof; flets; niet helder-
mat bijvoeglijk naamwoord
-
dof bijvoeglijk naamwoord
-
flets bijvoeglijk naamwoord
-
niet helder bijvoeglijk naamwoord
-
-
stumpf (glanzlos; beschlagen; matt; grau; trüb; dumpf; trübe; farblos; mattiert)
-
stumpf (ungehobelt; unhöflich; grobschlächtig; grob; zutäppisch; dumm; unerzogen; derb; ungeschickt; flegelhaft; tölpelhaft; doof; wild; schroff; plump; klobig; schwerfällig; bäuerisch; ungeschliffen; täppisch; ungeschlacht; unkultiviert; lümmelhaft)
onbehouwen; lomp; onbeschaafd; onopgevoed; bot-
onbehouwen bijvoeglijk naamwoord
-
lomp bijvoeglijk naamwoord
-
onbeschaafd bijvoeglijk naamwoord
-
onopgevoed bijvoeglijk naamwoord
-
bot bijvoeglijk naamwoord
-
-
stumpf (geglättet)
Vertaal Matrix voor stumpf:
Synoniemen voor "stumpf":
Wiktionary: stumpf
stumpf
Cross Translation:
adjective
-
nicht scharf (bei Schneidegeräten), infolgedessen es nicht mehr möglich ist zu schneiden
- stumpf → bot
-
Mathematik: Eigenschaft eines Winkels, der zwischen 90° und 180° groß ist
- stumpf → stomp
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stumpf | → bot; stomp | ↔ blunt — Having a thick edge or point, as an instrument |
• stumpf | → bot; stomp | ↔ dull — lacking the ability to cut easily; not sharp |
• stumpf | → bot | ↔ obtuse — botany, zoology: blunt |
• stumpf | → apathisch; lusteloos; melig; ongevoelig; wezenloos | ↔ apathique — vieux|fr Qui souffrir d’apathie. |
• stumpf | → bot; stomp | ↔ contondant — Qui blesser sans percer ni couper, mais en faisant des contusions, comme un bâton, un marteau, etc. |
• stumpf | → stomp; stomphoekig; belangrijk; erg; ernstig; voornaam; zwaar; zwaarwichtig | ↔ grave — Qui peut avoir des conséquences fâcheuses. |
• stumpf | → bot; stomp | ↔ mousse — (vieilli) Qui est émoussé, qui a perdu son tranchant, en parlant d’une lame. |
• stumpf | → stomp; stomphoekig; bot; dof; gesmoord; toonloos | ↔ obtus — biologie|fr Qui est arrondir, émousser au lieu d’être anguleux ou pointu. |
• stumpf | → mat; bot; stomp | ↔ terne — Qui n’a pas l’éclat qu’il doit avoir, ou qui en a peu en comparaison d’une autre chose. |
Stumpf:
-
der Stumpf (Baumstumpf; Baumstrunk)
-
der Stumpf (Strunk)
Vertaal Matrix voor Stumpf:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
boomstronk | Baumstrunk; Baumstumpf; Stumpf | Baumstumpf; Stubbe; Stubben |
stobbe | Baumstrunk; Baumstumpf; Stumpf | Baumstumpf; Stubbe; Stubben |
stomp | Strunk; Stumpf | |
stronk | Baumstrunk; Baumstumpf; Strunk; Stumpf | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
stomp | klobig; stumpf |
Wiktionary: Stumpf
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Stumpf | → stomp | ↔ stub — something cut short, blunted, or stunted |
• Stumpf | → stomp | ↔ stump — remains of something that has been cut off |
• Stumpf | → stomp; stronk | ↔ moignon — Ce qui rester d’un bras, d’une jambe, d’une cuisse coupée. |
• Stumpf | → stomp; stronk; baanvak | ↔ tronçon — section d'un objet allongé |
Computer vertaling door derden: