Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. nur:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor nur (Duits) in het Nederlands

nur:

nur bijvoeglijk naamwoord

  1. nur (bloß)
    alleen maar; enkel; slechts
  2. nur
    nog maar
  3. nur
    enkel
    • enkel bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor nur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
enkel Fußgelenk
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
enkel bloß; nur ausschließlich; exklusiv; in der Einzahl
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
slechts bloß; nur
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alleen maar bloß; nur
nog maar nur

Synoniemen voor "nur":


Wiktionary: nur

nur
  1. -
nur
adverb
  1. slechts
  2. alleen maar, vervoeging van slecht

Cross Translation:
FromToVia
nur net; enkel; slechts; gewoon just — only, simply, merely
nur alleen; louter merely — only, just, and nothing more
nur alleen; enkel; maar; pas; slechts; uitsluitend seulement — Uniquement, rien que… (sens général)
nur alleen uniquement — Exclusivement à tout autre.

Verwante vertalingen van nur