Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- knoten:
- Knoten:
-
Wiktionary:
- knoten → knopen
- knoten → dichtknopen, aaneenknopen, knopen, aanknopen, aansluiten, binden, vastbinden, vastmaken, verbinden
- Knoten → knooppunt, snijpunt, knoop
- Knoten → knot, knoop, kluwen, bult, opzwelling, bochel, knobbel, knoest, knol
Duits
Uitgebreide vertaling voor knoten (Duits) in het Nederlands
knoten:
-
knoten (verknoten; verbinden; anknöpfen; festknöpfen; festknüpfen)
verbinden; knopen; bevestigen; aan elkaar knopen-
aan elkaar knopen werkwoord (knoop aan elkaar, knoopt aan elkaar, knoopte aan elkaar, knoopten aan elkaar, aan elkaar geknoopt)
Vertaal Matrix voor knoten:
Synoniemen voor "knoten":
Wiktionary: knoten
knoten
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• knoten | → dichtknopen; aaneenknopen; knopen | ↔ knot — form into a knot; tie with knot(s) |
• knoten | → knopen; aanknopen; aansluiten; binden; vastbinden; vastmaken; verbinden | ↔ nouer — lier au moyen d’un nœud, d'un lien. |
Knoten:
-
der Knoten (Tumor; Geschwulst)
-
der Knoten (Haarknoten; Dutt)
-
der Knoten (Strähne; Knötchen; Knäuel; Dutt; Haarknoten)
-
der Knoten
Vertaal Matrix voor Knoten:
Wiktionary: Knoten
Knoten
Cross Translation:
noun
-
Mathematik: Objekt der Graphentheorie, an dem eine oder mehrere Kanten ansetzen
-
-
- Knoten → knoop
-
kurz für: Verkehrsknoten, das Zusammentreffen mehrerer Verkehrsströme im Straßen- und Schienennetz sowie in der Luftfahrt, speziell in Österreich als Oberbegriff für ein Autobahnkreuz oder Autobahndreieck
-
fest verschlungener Teil eines Fadens oder Seils
- Knoten → knoop
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Knoten | → knot | ↔ bun — A tight roll of hair worn at the back of the head |
• Knoten | → knoop | ↔ knot — looping |
• Knoten | → knoop | ↔ knot — mathematics closed curve |
• Knoten | → kluwen | ↔ knot — tangled clump |
• Knoten | → knoop | ↔ knot — nautical unit of speed |
• Knoten | → knoop | ↔ vertex — graph theory: element joined by edges to other vertices |
• Knoten | → bult; opzwelling; bochel; knobbel; knoest; knol | ↔ bosse — enflure, tumeur sur une région osseuse, causer par un choc ou une contusion. |
• Knoten | → knobbel; knoest; knol | ↔ enflure — État de ce qui est enflé (1) |
• Knoten | → knoop | ↔ nœud — Enlacement |
• Knoten | → knoop | ↔ nœud — marine|nocat=1 Unité de mesure |
• Knoten | → knobbel; knoest; knol | ↔ protubérance — didactique|fr éminence, saillie. |