Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: anglotzen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: anglotzen

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

anglotzen:
- staren; turen; aanstaren; aangapen
Anglotzen:
- aanstaren; aangapen; verbaasd aanzien
Wiktionary:
- anglotzen → dom kijken, gapen, aangapen

Duits

Uitgebreide vertaling voor anglotzen (Duits) in het Nederlands

anglotzen:

anglotzen werkwoord (glotze an, glotzt an, glotzte an, glotztet an, angeglotzt)

anglotzen (starren; stieren)
staren; turen
- staren werkwoord (staar, staart, staarde, staarden, gestaard)
- turen werkwoord (tuur, tuurt, tuurde, tuurden, getuurd)
anglotzen (stieren; starren; gaffen; angaffen)
aanstaren; aangapen
- aanstaren werkwoord (staar aan, staart aan, staarde aan, staarden aan, aangestaard)
- aangapen werkwoord (gaap aan, gaapt aan, gaapte aan, gaapten aan, aangegaapt)

Conjugations for anglotzen:

Präsens

glotze an
glotzt an
glotzt an
glotzen an
glotzt an
glotzen an

Imperfekt

glotzte an
glotztest an
glotzte an
glotzten an
glotztet an
glotzten an

Perfekt

habe angeglotzt
hast angeglotzt
hat angeglotzt
haben angeglotzt
habt angeglotzt
haben angeglotzt

1. Konjunktiv [1]

glotze an
glotzest an
glotze an
glotzen an
glotzet an
glotzen an

2. Konjunktiv

glotzete an
glotzetest an
glotzete an
glotzeten an
glotzetet an
glotzeten an

Futur 1

werde anglotzen
wirst anglotzen
wird anglotzen
werden anglotzen
werdet anglotzen
werden anglotzen

1. Konjunktiv [2]

würde anglotzen
würdest anglotzen
würde anglotzen
würden anglotzen
würdet anglotzen
würden anglotzen

Diverses

glotz an!
glotzt an!
glotzen Sie an!
angeglotzt
anglotzend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor anglotzen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aangapen		Angaffen; Anglotzen; Anstarren
aanstaren		Angaffen; Anglotzen; Anstarren
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aangapen	angaffen; anglotzen; gaffen; starren; stieren
aanstaren	angaffen; anglotzen; gaffen; starren; stieren	starren; stieren
staren	anglotzen; starren; stieren	anschauen; ansehen; betrachten; gucken; schauen; sehen; starren; stieren; wahrnehmen
turen	anglotzen; starren; stieren	anschauen; ansehen; beobachten; betrachten; gucken; schauen; sehen; spähen; wahrnehmen

Synoniemen voor "anglotzen":

angaffen; anstarren; bestaunen; gaffen
anstieren

Wiktionary: anglotzen

Cross Translation:

From	To	Via
• anglotzen	→ dom kijken; gapen; aangapen	↔ badauder — Se conduire en badaud.

Anglotzen:

Anglotzen [das ~] zelfstandig naamwoord

Anglotzen (Anstarren; Angaffen)
aanstaren; aangapen; verbaasd aanzien
- aanstaren [znw.] zelfstandig naamwoord
- aangapen [znw.] zelfstandig naamwoord
- verbaasd aanzien [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Anglotzen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aangapen	Angaffen; Anglotzen; Anstarren
aanstaren	Angaffen; Anglotzen; Anstarren
verbaasd aanzien	Angaffen; Anglotzen; Anstarren	Angaffen; Anstaunen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aangapen		angaffen; anglotzen; gaffen; starren; stieren
aanstaren		angaffen; anglotzen; gaffen; starren; stieren