Anwalt: vertaling Duits

Duits

Uitgebreide vertaling voor Anwalt (Duits) in het Nederlands

der Anwalt (Verteidiger; Strafverteidiger; Rechtsanwalt; Jurist; Rechtsberater; Rechtsgelehrte)
de advocaat; de raadsman; de jurist; de verdediger; de pleitbezorger; de pleiter
- advocaat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- raadsman [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- jurist [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- verdediger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- pleitbezorger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- pleiter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Anwalt (Fürsprecher)
de verdedigers; de pleitbezorgers
- verdedigers [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- pleitbezorgers [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
advocaat	Anwalt; Jurist; Rechtsanwalt; Rechtsberater; Rechtsgelehrte; Strafverteidiger; Verteidiger	Rechtsanwalt
jurist	Anwalt; Jurist; Rechtsanwalt; Rechtsberater; Rechtsgelehrte; Strafverteidiger; Verteidiger	Jurist; Rechtsanwalt; Rechtsgelehrte; Rechtskundige
pleitbezorger	Anwalt; Jurist; Rechtsanwalt; Rechtsberater; Rechtsgelehrte; Strafverteidiger; Verteidiger
pleitbezorgers	Anwalt; Fürsprecher
pleiter	Anwalt; Jurist; Rechtsanwalt; Rechtsberater; Rechtsgelehrte; Strafverteidiger; Verteidiger
raadsman	Anwalt; Jurist; Rechtsanwalt; Rechtsberater; Rechtsgelehrte; Strafverteidiger; Verteidiger	Berater; Konsulent; Ratgeber
verdediger	Anwalt; Jurist; Rechtsanwalt; Rechtsberater; Rechtsgelehrte; Strafverteidiger; Verteidiger	Manndecker; Verfechter; Verteidiger; Vertreter
verdedigers	Anwalt; Fürsprecher

Advokat; Justiziar; Rechtsanwalt; Rechtsbeistand; Rechtsberater; Rechtssachverständiger; Rechtsverdreher; Rechtsvertreter; Jurist; Rechtsgelehrter; Rechtswissenschaftler; Volljurist

Anwalt

noun

Anwalt

noun

juridisch|nld, beroep|nld pleiter, verdediger in rechtzaken
- advocaat → Anwalt; Fürsprecher

Cross Translation:

From	To	Via
• Anwalt	→ advocaat	↔ avocat — Expert juridique qui assiste une personne dans un procès
• Anwalt	→ pleitbezorger; verdediger; verweerder; advocaat; voorspreker; zaakbezorger	↔ défenseur — Celui qui défendre quelqu’un ou quelque chose qui attaquer.