Duits
Uitgebreide vertaling voor verkalken (Duits) in het Nederlands
verkalken:
-
verkalken
Conjugations for verkalken:
Präsens
- verkalke
- verkalkst
- verkalkt
- verkalken
- verkalkt
- verkalken
Imperfekt
- verkalkte
- verkalktest
- verkalkte
- verkalkten
- verkalktet
- verkalkten
Perfekt
- habe verkalkt
- hast verkalkt
- hat verkalkt
- haben verkalkt
- habt verkalkt
- haben verkalkt
1. Konjunktiv [1]
- verkalke
- verkalkest
- verkalke
- verkalken
- verkalket
- verkalken
2. Konjunktiv
- verkalkte
- verkalktest
- verkalkte
- verkalkten
- verkalktet
- verkalkten
Futur 1
- werde verkalken
- wirst verkalken
- wird verkalken
- werden verkalken
- werdet verkalken
- werden verkalken
1. Konjunktiv [2]
- würde verkalken
- würdest verkalken
- würde verkalken
- würden verkalken
- würdet verkalken
- würden verkalken
Diverses
- verkalk!
- verkalkt!
- verkalken Sie!
- verkalkt
- verkalkend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor verkalken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
verkalken | verkalken |
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verkalken (Nederlands) in het Duits
verkalken:
-
verkalken
Conjugations for verkalken:
o.t.t.
- verkalk
- verkalkt
- verkalkt
- verkalken
- verkalken
- verkalken
o.v.t.
- verkalkte
- verkalkte
- verkalkte
- verkalkten
- verkalkten
- verkalkten
v.t.t.
- ben verkalkt
- bent verkalkt
- is verkalkt
- zijn verkalkt
- zijn verkalkt
- zijn verkalkt
v.v.t.
- was verkalkt
- was verkalkt
- was verkalkt
- waren verkalkt
- waren verkalkt
- waren verkalkt
o.t.t.t.
- zal verkalken
- zult verkalken
- zal verkalken
- zullen verkalken
- zullen verkalken
- zullen verkalken
o.v.t.t.
- zou verkalken
- zou verkalken
- zou verkalken
- zouden verkalken
- zouden verkalken
- zouden verkalken
diversen
- verkalk!
- verkalkt!
- verkalkt
- verkalkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verkalken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
verkalken | verkalken |