Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: sabbern

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: sabbern

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

sabbern:
- kwijlen; zeveren
Sabbern:
- kwijlen; zeveren
Wiktionary:
- sabbern → kwijlen
- sabbern → zeveren, kwijlen, zabberen

Duits

Uitgebreide vertaling voor sabbern (Duits) in het Nederlands

sabbern:

sabbern werkwoord (sabbere, sabberst, sabbert, sabberte, sabbertet, gesabbert)

sabbern (sabbeln; trielen; geifern)
kwijlen; zeveren
- kwijlen werkwoord (kwijl, kwijlt, kwijlde, kwijlden, gekwijld)
- zeveren werkwoord (zever, zevert, zeverde, zeverden, gezeverd)

Conjugations for sabbern:

Präsens

sabbere
sabberst
sabbert
sabberen
sabbert
sabberen

Imperfekt

sabberte
sabbertest
sabberte
sabberten
sabbertet
sabberten

Perfekt

habe gesabbert
hast gesabbert
hat gesabbert
haben gesabbert
habt gesabbert
haben gesabbert

1. Konjunktiv [1]

sabbere
sabberest
sabbere
sabberen
sabberet
sabberen

2. Konjunktiv

sabberte
sabbertest
sabberte
sabberten
sabbertet
sabberten

Futur 1

werde sabbern
wirst sabbern
wird sabbern
werden sabbern
werdet sabbern
werden sabbern

1. Konjunktiv [2]

würde sabbern
würdest sabbern
würde sabbern
würden sabbern
würdet sabbern
würden sabbern

Diverses

sabber!
sabbert!
sabberen Sie!
gesabbert
sabbernd

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor sabbern:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kwijlen		Mondschleimm verlieren; Sabbern
zeveren		Sabbern
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kwijlen	geifern; sabbeln; sabbern; trielen
zeveren	geifern; sabbeln; sabbern; trielen	babbeln; brabbeln; dummes Zeug verkaufen; klatschen; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; schnattern; schwafeln; schwatzen; schwätzen; tratschen

Synoniemen voor "sabbern":

geifern; lallen; sabbeln; schlabbern; seibern; trenzen; austauschen; verständigen; kommunizieren

Wiktionary: sabbern

sabbern

verb

een vloed van speeksel dat uit de mond loopt
- kwijlen → sabbern; geifern

Cross Translation:

From	To	Via
• sabbern	→ zeveren; kwijlen	↔ dribble — to let saliva drip from the mouth
• sabbern	→ kwijlen	↔ drivel — to have saliva drip from the mouth
• sabbern	→ kwijlen; zabberen	↔ slaver — to drool saliva
• sabbern	→ kwijlen	↔ slobber — To allow saliva or liquid to run from one's mouth

Sabbern:

Sabbern [das ~] zelfstandig naamwoord

Sabbern (Mondschleimm verlieren)
kwijlen
- kwijlen [znw.] zelfstandig naamwoord
Sabbern
zeveren
- zeveren [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Sabbern:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kwijlen	Mondschleimm verlieren; Sabbern
zeveren	Sabbern
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kwijlen		geifern; sabbeln; sabbern; trielen
zeveren		babbeln; brabbeln; dummes Zeug verkaufen; geifern; klatschen; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; sabbeln; sabbern; schnattern; schwafeln; schwatzen; schwätzen; tratschen; trielen

Computer vertaling door derden: