Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: einkassieren

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: einkassieren

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. einkassieren:
  2. Einkassieren:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor einkassieren (Duits) in het Nederlands

einkassieren:

einkassieren werkwoord (kassiere ein, kassierst ein, kassiert ein, kassierte ein, kassiertet ein, einkassiert)

  1. einkassieren (einfordern; kassieren; eintreiben; einziehen)
    incasseren; opvangen; iets verduren
    • incasseren werkwoord (incasseer, incasseert, incasseerde, incasseerden, geïncasseerd)
    • opvangen werkwoord (vang op, vangt op, ving op, vingen op, opgevangen)
    • iets verduren werkwoord
  2. einkassieren (ein Geschenk annehmen; annehmen; akzeptieren; )
    aannemen; aanvaarden; accepteren; cadeau aannemen
    • aannemen werkwoord (neem aan, neemt aan, nam aan, namen aan, aangenomen)
    • aanvaarden werkwoord (aanvaard, aanvaardt, aanvaardde, aanvaardden, aanvaard)
    • accepteren werkwoord (accepteer, accepteert, accepteerde, accepteerden, geaccepteerd)
    • cadeau aannemen werkwoord

Conjugations for einkassieren:

Präsens
  1. kassiere ein
  2. kassierst ein
  3. kassiert ein
  4. kassieren ein
  5. kassiert ein
  6. kassieren ein
Imperfekt
  1. kassierte ein
  2. kassiertest ein
  3. kassierte ein
  4. kassierten ein
  5. kassiertet ein
  6. kassierten ein
Perfekt
  1. habe einkassiert
  2. hast einkassiert
  3. hat einkassiert
  4. haben einkassiert
  5. habt einkassiert
  6. haben einkassiert
1. Konjunktiv [1]
  1. kassiere ein
  2. kassierest ein
  3. kassiere ein
  4. kassieren ein
  5. kassieret ein
  6. kassieren ein
2. Konjunktiv
  1. kassierte ein
  2. kassiertest ein
  3. kassierte ein
  4. kassierten ein
  5. kassiertet ein
  6. kassierten ein
Futur 1
  1. werde einkassieren
  2. wirst einkassieren
  3. wird einkassieren
  4. werden einkassieren
  5. werdet einkassieren
  6. werden einkassieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde einkassieren
  2. würdest einkassieren
  3. würde einkassieren
  4. würden einkassieren
  5. würdet einkassieren
  6. würden einkassieren
Diverses
  1. kassier ein!
  2. kassiert ein!
  3. kassieren Sie ein!
  5. einkassiert
  6. einkassierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor einkassieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aannemen Adoptieren; Annehmen; Verdacht; Vermutung; Vorgefühl
aanvaarden Akzeptieren; Akzeptierung; Annehmen; Antreten; Antritt; Aufnahme; Hinnahme; Übernahme
accepteren Akzeptieren; Annehmen; Antreten; Aufnahme
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aannemen akzeptieren; annehmen; ein Geschenk annehmen; einkassieren; einstecken; hinnehmen; schlucken adoptieren; akzeptieren; anheuern; annehmen; anstellen; anziehen; beginnen; denken; einstellen; empfangen; engagieren; glauben; hinnehmen; in Empfang nehmen; schätzen; starten; voraussetzen; übernehmen
aanvaarden akzeptieren; annehmen; ein Geschenk annehmen; einkassieren; einstecken; hinnehmen; schlucken akzeptieren; annehmen; beginnen; empfangen; hinnehmen; in Empfang nehmen; sich etwas gefallen lassen; starten
accepteren akzeptieren; annehmen; ein Geschenk annehmen; einkassieren; einstecken; hinnehmen; schlucken akzeptieren; annehmen; beginnen; empfangen; hinnehmen; in Empfang nehmen; sich etwas gefallen lassen; starten; zulassen
cadeau aannemen akzeptieren; annehmen; ein Geschenk annehmen; einkassieren; einstecken; hinnehmen; schlucken
iets verduren einfordern; einkassieren; eintreiben; einziehen; kassieren
incasseren einfordern; einkassieren; eintreiben; einziehen; kassieren Geld einziehen; einlösen
opvangen einfordern; einkassieren; eintreiben; einziehen; kassieren Unterkunft geben; abfangen; ainnehmen; annehmen; auffangen; aufschnappen; unterschlagen; zuvorkommen

Synoniemen voor "einkassieren":


Wiktionary: einkassieren

einkassieren
verb
  1. (geld) in ontvangst nemen.
  2. verschuldigd geld in ontvangst nemen

Einkassieren:

Einkassieren [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Einkassieren (Einforderung; Forderung)
    het incasso; de inning; de vordering; de incassering; innen; de invordering
    • incasso [het ~] zelfstandig naamwoord
    • inning [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • vordering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • incassering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • innen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • invordering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Einkassieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
incassering Einforderung; Einkassieren; Forderung
incasso Einforderung; Einkassieren; Forderung
innen Einforderung; Einkassieren; Forderung Geld einsammeln; Innen
inning Einforderung; Einkassieren; Forderung
invordering Einforderung; Einkassieren; Forderung
vordering Einforderung; Einkassieren; Forderung Anfordern; Anfrage; Antrag; Begehren; Bitte; Eintreibung; Entwicklung; Forderung; Fortgang; Fortgänge; Fortschritt; Gesuch; Progression; Schuldforderung; Verlauf; Wachstum; Zunahme
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
innen Geld einziehen; einlösen

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0481 seconde
Page rendered in 1.0 seconds