Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
bestimmen:
- bestemmen; definiëren; bepalen; omschrijven; besluiten; beslissen; vaststellen; determineren; ordonneren; decreteren; verordenen; verordineren; afkondigen; onderscheiden; van elkaar onderscheiden; een ereteken geven; adviseren; suggereren; raden; ingeven; iets aanraden; overwegen; afwegen; overdenken; preciseren; nader omschrijven
-
Wiktionary:
- bestimmt → bepaald
- bestimmt → concreet, zonder twijfel, zeker weten, zeker, speciaal, klaar, hel, helder, licht, lichtend, duidelijk, uitgesproken, zuiver, doorzichtig, transparant, juist, minutieus, precies, scherp, secuur, stipt, zorgvuldig, safe, veilig, goedaardig, ongevaarlijk, behouden, geborgen, betrouwbaar, vertrouwd, bona fide, gewis, stellig, vast, vaststaand, verzekerd, wis
- bestimmen → bepalen
- bestimmen → beschikken, bepalen, vaststellen, voorzien, voorbestemmen, bestemmen, uittrekken, stemmen, beschikken over, disponeren, aanrichten, arrangeren, ordenen, regelen, beslissen, besluiten, uitmaken, zich voornemen, aanduiden, aangeven, een teken geven, merken, kenmerken, tekenen, laten zien, tentoonspreiden, tonen, vertonen, wijzen, uitwijzen, aanwijzen, uitduiden, kiezen, uitkiezen, uitlezen, uitpikken, verkiezen, uitzoeken, aandoen, stichten, teweegbrengen, veroorzaken, determineren, nauwkeurig bepalen, belezen, bewegen, doen besluiten, overhalen, bevestigen, fixeren, tuigeren, vastmaken, definiëren, omschrijven
Duits
Uitgebreide vertaling voor bestimmt (Duits) in het Nederlands
bestimmt:
Synoniemen voor "bestimmt":
Wiktionary: bestimmt
bestimmt
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bestimmt | → concreet | ↔ concrete — particular, perceivable, real |
• bestimmt | → zonder twijfel; zeker weten; zeker | ↔ definitely — without question and beyond doubt |
• bestimmt | → speciaal | ↔ special — of particular interest or value; certain; dear; beloved; favored |
• bestimmt | → klaar; hel; helder; licht; lichtend; duidelijk; uitgesproken; zuiver | ↔ clair — Qui a l’éclat du jour, de la lumière. |
• bestimmt | → doorzichtig; transparant; duidelijk; helder; klaar; uitgesproken; zuiver | ↔ limpide — Qui est clair, transparent. |
• bestimmt | → juist; minutieus; precies; scherp; secuur; stipt; zorgvuldig | ↔ précis — Qui est entièrement déterminé, qui ne laisser place à aucune incertitude. |
• bestimmt | → safe; veilig; zeker; goedaardig; ongevaarlijk; behouden; geborgen; betrouwbaar; vertrouwd; bona fide; gewis; stellig; vast; vaststaand; verzekerd; wis | ↔ sûr — dont on ne douter pas ; certain ; indubitable ; vrai. |
bestimmt vorm van bestimmen:
-
bestimmen (determinieren; anordnen)
-
bestimmen (definieren; festlegen; umschreiben; festsetzen; kennzeichnen)
-
bestimmen (beschließen; entscheiden; vereinbaren; schließen; halten; beenden; abmachen; aufhören; festlegen; festsetzen; anhalten; enden)
-
bestimmen (determinieren; bestätigen; feststellen; ausmachen; bedingen; festlegen; festsetzen; festmachen)
-
bestimmen (anordnen; befehlen; verordnen; vorschreiben; diktieren; bekanntmachen)
-
bestimmen (unterschieden; unterscheiden; erkennen; determinieren; auseinanderhalten; abstechen)
onderscheiden; van elkaar onderscheiden-
van elkaar onderscheiden werkwoord (onderscheid van elkaar, onderscheidt van elkaar, onderscheidde van elkaar, onderscheidden van elkaar, van elkaar onderscheiden)
-
bestimmen (ein Ehrezeichen geben; unterschieden; erkennen; abstechen; auseinanderhalten; determinieren)
-
bestimmen (vorschlagen; raten; suggerieren; zuraten; anregen; ausmachen; veranschlagen; schätzen; ermessen; überschlagen; taxieren)
-
bestimmen (abwägen; veranschlagen; überschlagen; ausmachen; schätzen; ermessen; taxieren)
-
bestimmen (näher umschreiben; definieren; festlegen; beschreiben; festsetzen; näher beschreiben)
Conjugations for bestimmen:
Präsens
- bestimme
- bestimmst
- bestimmt
- bestimmen
- bestimmt
- bestimmen
Imperfekt
- bestimmte
- bestimmtest
- bestimmte
- bestimmten
- bestimmtet
- bestimmten
Perfekt
- habe bestimmt
- hast bestimmt
- hat bestimmt
- haben bestimmt
- habt bestimmt
- haben bestimmt
1. Konjunktiv [1]
- bestimme
- bestimmest
- bestimme
- bestimmen
- bestimmet
- bestimmen
2. Konjunktiv
- bestimmte
- bestimmtest
- bestimmte
- bestimmten
- bestimmtet
- bestimmten
Futur 1
- werde bestimmen
- wirst bestimmen
- wird bestimmen
- werden bestimmen
- werdet bestimmen
- werden bestimmen
1. Konjunktiv [2]
- würde bestimmen
- würdest bestimmen
- würde bestimmen
- würden bestimmen
- würdet bestimmen
- würden bestimmen
Diverses
- bestimm!
- bestimmt!
- bestimmen Sie!
- bestimmt
- bestimmend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor bestimmen:
Synoniemen voor "bestimmen":
Wiktionary: bestimmen
bestimmen
Cross Translation:
Cross Translation: