Äußerung: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Aüsserung:
- uitspraak; het uitspreken
Äußerung:
- uiting; uitspraak; het uitspreken; meningsuiting; uitlating; uitdrukking; expressie; gezichtsuitdrukking; gelaatsuitdrukking
Wiktionary:
- Äußerung → uiting, taaluiting, bewoording, zinswending, gezegde, spreekwijze, zegswijze, betuiging, uitdrukking, opinie, mening, dunk, visie, zienswijze, doel, bedoeling, strekking, plan, toeleg, voornemen, zin, zeggen, woord, betoog

Duits

Uitgebreide vertaling voor Äußerung (Duits) in het Nederlands

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
het uitspreken	Aussprache; Aüsserung; Mitteilung; Urteil; Zeugenaussage; Äußerung
uitspraak	Aussprache; Aüsserung; Mitteilung; Urteil; Zeugenaussage; Äußerung	Ansprache; Artikulation; Aussprache; Ausspruch; Bekanntgabe; Bekanntmachung; Bericht; Beschluß; Botschaft; Entscheidung; Entschluß; Erwähnung; Formulierung; Meldung; Mitteilung; Urteil; Urteilsspruch; Urteilsverkündung; Verlautbarung; Verzeichnung

die Äußerung (Bekanntgabe; Erklärung; Mitteilung; Information)
de uiting
- uiting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Äußerung (Aussprache; Urteil; Aüsserung; Mitteilung; Zeugenaussage)
de uitspraak; het uitspreken
- uitspraak [de ~] zelfstandig naamwoord
- het uitspreken [znw.] zelfstandig naamwoord
die Äußerung (Meinungsäußerung)
de meningsuiting; de uitlating
- meningsuiting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- uitlating [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Äußerung (Gesichtsausdruck; Ausdruck; Blick; Redensart; Redewendung; Sprichwort)
de uitdrukking; de expressie; de gezichtsuitdrukking; de gelaatsuitdrukking
- uitdrukking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- expressie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gezichtsuitdrukking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gelaatsuitdrukking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
expressie	Ausdruck; Blick; Gesichtsausdruck; Redensart; Redewendung; Sprichwort; Äußerung	Ausdruck
gelaatsuitdrukking	Ausdruck; Blick; Gesichtsausdruck; Redensart; Redewendung; Sprichwort; Äußerung
gezichtsuitdrukking	Ausdruck; Blick; Gesichtsausdruck; Redensart; Redewendung; Sprichwort; Äußerung
het uitspreken	Aussprache; Aüsserung; Mitteilung; Urteil; Zeugenaussage; Äußerung
meningsuiting	Meinungsäußerung; Äußerung	Ansicht; Meinung; Meinungsäußerung
uitdrukking	Ausdruck; Blick; Gesichtsausdruck; Redensart; Redewendung; Sprichwort; Äußerung	Ausdruck; Bezeichnung; Formulierung; Redensart; Redewendung; Sprichwort
uiting	Bekanntgabe; Erklärung; Information; Mitteilung; Äußerung
uitlating	Meinungsäußerung; Äußerung	Ellipse
uitspraak	Aussprache; Aüsserung; Mitteilung; Urteil; Zeugenaussage; Äußerung	Ansprache; Artikulation; Aussprache; Ausspruch; Bekanntgabe; Bekanntmachung; Bericht; Beschluß; Botschaft; Entscheidung; Entschluß; Erwähnung; Formulierung; Meldung; Mitteilung; Urteil; Urteilsspruch; Urteilsverkündung; Verlautbarung; Verzeichnung

Cross Translation:

From	To	Via
• Äußerung	→ uiting; taaluiting	↔ utterance — an act of uttering
• Äußerung	→ bewoording; zinswending; gezegde; spreekwijze; zegswijze; betuiging; uitdrukking; uiting	↔ locution — linguistique\|fr Unité fonctionnelle du langage, composée de plusieurs mots graphiques, appartenant à la langue et devant être apprise en tant que forme globale non divisible.
• Äußerung	→ opinie; mening; dunk; visie; zienswijze	↔ opinion — avis de celui qui opiner sur quelque affaire mise en délibération.
• Äußerung	→ doel; bedoeling; strekking; plan; toeleg; voornemen; zin; zeggen; woord; betoog	↔ propos — parole échanger dans la conversation.