Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. soeben:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor soeben (Duits) in het Nederlands

soeben:

soeben bijvoeglijk naamwoord

  1. soeben (geradeeben)
    zoëven; zonet; zojuist
  2. soeben (gerade; gerade eben; eben; eben noch)
    zoëven; juist
  3. soeben
    zoëven

Vertaal Matrix voor soeben:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
juist eben; eben noch; gerade; gerade eben; soeben adäquat; akkurat; angemessen; einwandfrei; entsprechend; geeignet; gemessen; genau; gerade; gewissenhaft; gründlich; gut; haargenau; korrekt; minuziös; neulich; passend; peinlich genau; prezies; richtig; tadellos; vorhin; wahr
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zojuist geradeeben; soeben gerade; neulich; vorhin
zonet geradeeben; soeben gerade; neulich; vorhin
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zoëven eben; eben noch; gerade; gerade eben; geradeeben; soeben

Synoniemen voor "soeben":


Wiktionary: soeben

soeben
adverb
  1. een korte tijd geleden
  2. net, even tevoren