Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
passabel:
-
Wiktionary:
passabel → goed -
Synoniemen voor "passabel":
einigermaßen; ganz; halb; halbwegs; hinlänglich; mäßig; recht; relativ; unvollkommen; vergleichsweise; ziemlich
akzeptabel; fair; in Ordnung
-
Wiktionary:
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
-
passabel:
Het woord passabel is bekend in onze database, echter hebben wij hiervoor nog geen vertaling van nederlands naar duits.
Duits
Uitgebreide vertaling voor passabel (Duits) in het Nederlands
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor passabel (Nederlands) in het Duits
passabel: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- pas: gerade; neulich; vorhin; Schritt; Tritt; letztens; jüngst; vor kurzem; Bergpaß; Gebirgspaß; Reisedokument; Ausweis; Reisepaß; Paß; Ausweiskarte; Bankpaß
- sabel: Säbel
- passen: schicken; passen; anprobieren; geziemen; anpassen; einfügen; probieren; ausprobieren; rundkommen; konvenieren; gelegen kommen; zählen; abgepaßt; abzählen; abpassen; gefallen; schmecken; taugen; geschikt sein; Schritte; Tritte; Fußstapfen; Anprobieren