Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
verlegen:
- verlegen; timide; schuchter; bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; ingehouden; geremd; schuw; kopschuw
- disloqueren; verplaatsen; verschuiven; verleggen; verschikken; verzetten; roeren; vervoeren; uitstellen; vertragen; opschuiven; opschorten; voor zich uitschuiven; rekken; plaats maken; neerleggen; onderuit halen; zoekmaken; wegmaken; zoek maken
- Verlegen:
-
Wiktionary:
- verlegen → zoekmaken
- verlegen → beschaamd, verlegen, timide, bedeesd, verlegenheid, misleggen, beschroomd, emitteren, uitgeven
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
Duits
Uitgebreide vertaling voor verlegen (Duits) in het Nederlands
verlegen:
-
verlegen (scheu; schüchtern; verschämt; befangen; zaghaft)
verlegen; timide; schuchter; bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig-
verlegen bijvoeglijk naamwoord
-
timide bijvoeglijk naamwoord
-
schuchter bijvoeglijk naamwoord
-
bedeesd bijvoeglijk naamwoord
-
beschroomd bijvoeglijk naamwoord
-
bleu bijvoeglijk naamwoord
-
schroomvallig bijvoeglijk naamwoord
-
-
verlegen (schüchtern; befangen)
-
verlegen (scheu; schüchtern; befangen; kopfscheu)
-
verlegen (verschieben; verstellen; verrücken; verschleppen)
-
verlegen (hinausschieben; verschieben; vertagen; aufschieben)
-
verlegen (rücken; versetzen; verschieben; umstellen; verstellen; zusammenrücken; sichversetzen; setzen; verrücken; einrücken; aufrücken; zur Seite rücken)
-
verlegen (unteraus legen; stecken; legen; vergeben; einstellen; abstellen; stellen; setzen; schalten; aufstellen; ablegen; einräumen; fügen; brühen; betten; anbringen; einteilen; einordnen; einweisen; hinlegen; schlingen; hinstellen; unterbringen; installieren; laichen; einrücken; stationieren; gruppieren)
-
verlegen (verlieren; loswerden; verschleppen; wegschaffen; verlorengehen; abhandenkommen)
Conjugations for verlegen:
Präsens
- verlege
- verlegst
- verlegt
- verlegen
- verlegt
- verlegen
Imperfekt
- verlegte
- verlegtest
- verlegte
- verlegten
- verlegtet
- verlegten
Perfekt
- habe verlegt
- hast verlegt
- hat verlegt
- haben verlegt
- habt verlegt
- haben verlegt
1. Konjunktiv [1]
- verlege
- verlegest
- verlege
- verlegen
- verleget
- verlegen
2. Konjunktiv
- verlegte
- verlegtest
- verlegte
- verlegten
- verlegtet
- verlegten
Futur 1
- werde verlegen
- wirst verlegen
- wird verlegen
- werden verlegen
- werdet verlegen
- werden verlegen
1. Konjunktiv [2]
- würde verlegen
- würdest verlegen
- würde verlegen
- würden verlegen
- würdet verlegen
- würden verlegen
Diverses
- verleg!
- verlegt!
- verlegen Sie!
- verlegt
- verlegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor verlegen:
Synoniemen voor "verlegen":
Wiktionary: verlegen
verlegen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verlegen | → beschaamd; verlegen | ↔ abashed — embarrassed |
• verlegen | → verlegen; timide | ↔ bashful — inclined to avoid notice |
• verlegen | → verlegen; timide; bedeesd | ↔ coy — bashful, shy |
• verlegen | → verlegenheid | ↔ embarrassed — Having a feeling of shameful discomfort |
• verlegen | → misleggen | ↔ misplace — to put something somewhere and then forget its location |
• verlegen | → verlegen; beschroomd; bedeesd | ↔ shy — embarrassed |
• verlegen | → emitteren; uitgeven | ↔ éditer — publier un ouvrage ou le mettre en vente ; s’emploie généralement au sujet d’un livre. |
Verlegen:
-
Verlegen (Verlegung; Versetzung; Wechsel; Umleitung)
de verlegging
Vertaal Matrix voor Verlegen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
verlegging | Umleitung; Verlegen; Verlegung; Versetzung; Wechsel |
Verwante vertalingen van verlegen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verlegen (Nederlands) in het Duits
verlegen:
-
verlegen (timide; schuchter; bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig)
Vertaal Matrix voor verlegen:
Verwante woorden van "verlegen":
Antoniemen van "verlegen":
Verwante definities voor "verlegen":
Wiktionary: verlegen
verlegen
Cross Translation:
adjective
-
peinlich berührt
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verlegen | → verlegen; beschämt | ↔ abashed — embarrassed |
• verlegen | → verlegen; schüchtern; scheu | ↔ bashful — inclined to avoid notice |
• verlegen | → keusch; verlegen | ↔ coy — bashful, shy |
• verlegen | → verschämt | ↔ coy — archaic: quiet, reserved, modest |
• verlegen | → schüchtern; scheu | ↔ shy — easily frightened |
• verlegen | → verlegen | ↔ shy — embarrassed |
• verlegen | → bang; zaghaft; schüchtern | ↔ timide — Qui est craintif, qui manquer de hardiesse, d’assurance. |