Duits
Uitgebreide vertaling voor satt (Duits) in het Nederlands
satt:
-
satt (mehr als genug; voll)
-
satt (leid)
-
satt (gesättigt; voll; befriedigt)
verzadigd; vol; volgegeten-
verzadigd bijvoeglijk naamwoord
-
vol bijvoeglijk naamwoord
-
volgegeten bijvoeglijk naamwoord
-
-
satt (gesättigt; voll; gefüllt)
-
satt (ausgestopft Tier; geschwollen; aufgedunsen; ausgestopft; wulstig; schwülstig)
opgezet dier-
opgezet dier bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor satt:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vol | befriedigt; gefüllt; gesättigt; satt; voll | gefüllt; voll; vollgeladen; vollgestopft |
volgegeten | befriedigt; gesättigt; satt; voll | |
zat | mehr als genug; satt; voll | besoffen; betrunken; blau; schwer betrunken; sinnlos betrunken; stockbesoffen; stockbetrunken; völlig betrunken |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
beu | leid; satt | |
meer dan genoeg | mehr als genug; satt; voll | |
opgezet dier | aufgedunsen; ausgestopft; ausgestopft Tier; geschwollen; satt; schwülstig; wulstig | |
verzadigd | befriedigt; gefüllt; gesättigt; satt; voll | befriedigt; fröhlich; gesättigt; glücklich; zufrieden |