Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. satt:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor satt (Duits) in het Nederlands

satt:

satt bijvoeglijk naamwoord

  1. satt (mehr als genug; voll)
    meer dan genoeg; zat
  2. satt (leid)
    beu
    • beu bijvoeglijk naamwoord
  3. satt (gesättigt; voll; befriedigt)
    verzadigd; vol; volgegeten
  4. satt (gesättigt; voll; gefüllt)
    verzadigd; vol
  5. satt (ausgestopft Tier; geschwollen; aufgedunsen; )
    opgezet dier

Vertaal Matrix voor satt:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vol befriedigt; gefüllt; gesättigt; satt; voll gefüllt; voll; vollgeladen; vollgestopft
volgegeten befriedigt; gesättigt; satt; voll
zat mehr als genug; satt; voll besoffen; betrunken; blau; schwer betrunken; sinnlos betrunken; stockbesoffen; stockbetrunken; völlig betrunken
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beu leid; satt
meer dan genoeg mehr als genug; satt; voll
opgezet dier aufgedunsen; ausgestopft; ausgestopft Tier; geschwollen; satt; schwülstig; wulstig
verzadigd befriedigt; gefüllt; gesättigt; satt; voll befriedigt; fröhlich; gesättigt; glücklich; zufrieden

Synoniemen voor "satt":


Wiktionary: satt


Cross Translation:
FromToVia
satt zat; verzadigd; vol full — satisfied, in relation to eating

Verwante vertalingen van satt