Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. bis:
  2. Biß:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor bis:
    • tot en met
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bis:


Duits

Uitgebreide vertaling voor bis (Duits) in het Nederlands

bis:

bis bijvoeglijk naamwoord

  1. bis (bis an)
    tot aan

Vertaal Matrix voor bis:

OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
tot bis; zu
tot bij bis; zu
totdat bis; zu
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tot aan bis; bis an

Synoniemen voor "bis":

  • erst wenn

Wiktionary: bis

bis
conjunction
  1. het punt dat benaderd wordt

Cross Translation:
FromToVia
bis tegen by — some time before the given time
bis tot; totdat till — Until
bis totdat; tot until — up to the time of
bis totdat until — up to the time that

Biß:

Biß [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Biß (Zwischenmahlzeit; Schnack; Bissen)
    het tussendoortje; de snack; het hapje
    • tussendoortje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • snack [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hapje [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Biß (Knacks)
    de knauw
    • knauw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Biß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hapje Bissen; Biß; Schnack; Zwischenmahlzeit Bissen; Happen
knauw Biß; Knacks
snack Bissen; Biß; Schnack; Zwischenmahlzeit
tussendoortje Bissen; Biß; Schnack; Zwischenmahlzeit Bissen; Feinkost; Happen; Imbiß; Köstlichkeit; Leckerbissen; Leckerei; Leckereien; Nascherei; Naschwerk; Süßigkeit; Süßigkeiten; etwas Süßes; schnelleNummer

Verwante vertalingen van bis