Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: austreten

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: austreten

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. austreten:

Duits

Uitgebreide vertaling voor austreten (Duits) in het Nederlands

austreten:

austreten werkwoord (trete aus, trittst aus, tritt aus, trat aus, tratet aus, ausgetreten)

  1. austreten (fortgehen; weggehen; ausscheiden)
    vertrekken; verlaten; heengaan
    • vertrekken werkwoord (vertrek, vertrekt, vertrok, vertrokken, vertrokken)
    • verlaten werkwoord (verlaat, verliet, verlieten, verlaten)
    • heengaan werkwoord (ga heen, gaat heen, ging heen, gingen heen, heengegaan)
  2. austreten (aus dem Amt scheiden; sichzurückziehen; ausscheiden)
    ontslag nemen; uittreden; zich terugtrekken
  3. austreten (Fußball abstoßen)
    uittrappen
    • uittrappen werkwoord (trap uit, trapt uit, trapte uit, trapten uit, uitgetrapt)

Conjugations for austreten:

Präsens
  1. trete aus
  2. trittst aus
  3. tritt aus
  4. treten aus
  5. tretet aus
  6. treten aus
Imperfekt
  1. trat aus
  2. tratst aus
  3. trat aus
  4. traten aus
  5. tratet aus
  6. traten aus
Perfekt
  1. bin ausgetreten
  2. bist ausgetreten
  3. ist ausgetreten
  4. sind ausgetreten
  5. seid ausgetreten
  6. sind ausgetreten
1. Konjunktiv [1]
  1. trete aus
  2. tretest aus
  3. trete aus
  4. treten aus
  5. tretet aus
  6. treten aus
2. Konjunktiv
  1. träte aus
  2. trätest aus
  3. träte aus
  4. träten aus
  5. trätet aus
  6. träten aus
Futur 1
  1. werde austreten
  2. wirst austreten
  3. wird austreten
  4. werden austreten
  5. werdet austreten
  6. werden austreten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde austreten
  2. würdest austreten
  3. würde austreten
  4. würden austreten
  5. würdet austreten
  6. würden austreten
Diverses
  1. tret aus!
  2. tretet aus!
  3. treten Sie aus!
  5. ausgetreten
  6. austretend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor austreten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
heengaan Abfahren; Abreisen; Weggehen
verlaten Verlassen; Verschwinden
vertrekken Abfahren; Abreisen; Fortgehen; Gehen; Halle; Kammer; Lokalität; Platz; Raum; Räumlichkeit; Saal; Verlassen; Weg gehen; Weggehen; Zimmer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
heengaan ausscheiden; austreten; fortgehen; weggehen abfahren; abkratzen; abreisen; aufbrechen; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortfahren; fortgehen; fortreisen; hingehen; hinscheiden; im Sterben liegen; seineZelteabbrechen; sterben; umkommen; verlassen; verscheiden; versterben; wegfahren; wegreisen; zugrunde gehen
ontslag nemen aus dem Amt scheiden; ausscheiden; austreten; sichzurückziehen
uittrappen Fußball abstoßen; austreten
uittreden aus dem Amt scheiden; ausscheiden; austreten; sichzurückziehen aus dem amt treten
verlaten ausscheiden; austreten; fortgehen; weggehen abfahren; abreisen; fortfahren; fortreisen; im Stich lassen; verlassen; wegfahren; wegreisen
vertrekken ausscheiden; austreten; fortgehen; weggehen abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; wegreisen; ölen
zich terugtrekken aus dem Amt scheiden; ausscheiden; austreten; sichzurückziehen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verlaten desolat; öde

Synoniemen voor "austreten":








Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0595 seconde
Page rendered in 1.0 seconds