Duits

Uitgebreide vertaling voor Drang (Duits) in het Nederlands

Drang:

Drang [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Drang (Andrang)
    de aandrang; de drang
    • aandrang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • drang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Drang:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandrang Andrang; Drang Andrag; Antrieb
drang Andrang; Drang Andrag; Antrieb

Synoniemen voor "Drang":


Wiktionary: Drang


Cross Translation:
FromToVia
Drang drang; aandrang; aandrift urge — a strong desire; an itch to do something
Drang benauwdheid; bezetting; drang; druk; pressie; knel oppression — Action d’opprimer et état de ce qui est opprimé.
Drang druk; drang; pressie; knel pression — physique|fr force appliquée à une unité de surface, ou grandeur scalaire, exercée par un fluide sur une surface, perpendiculairement à celle-ci.

dringen:

dringen werkwoord (dringe, dringst, dringt, drang, drangt, gedrungen)

  1. dringen (schieben)
    duwen; dringen
    • duwen werkwoord (duw, duwt, duwde, duwden, geduwd)
    • dringen werkwoord (dring, dringt, drong, drongen, gedrongen)
  2. dringen (andringen; durchsetzen)
    opdringen
    • opdringen werkwoord (dring op, dringt op, drong op, drongen op, opgedrongen)

Conjugations for dringen:

Präsens
  1. dringe
  2. dringst
  3. dringt
  4. dringen
  5. dringt
  6. dringen
Imperfekt
  1. drang
  2. drangst
  3. drang
  4. drangen
  5. drangt
  6. drangen
Perfekt
  1. bin gedrungen
  2. bist gedrungen
  3. ist gedrungen
  4. sind gedrungen
  5. seid gedrungen
  6. sind gedrungen
1. Konjunktiv [1]
  1. dringe
  2. dringest
  3. dringe
  4. dringen
  5. dringet
  6. dringen
2. Konjunktiv
  1. dränge
  2. drängest
  3. dränge
  4. drängen
  5. dränget
  6. drängen
Futur 1
  1. werde dringen
  2. wirst dringen
  3. wird dringen
  4. werden dringen
  5. werdet dringen
  6. werden dringen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde dringen
  2. würdest dringen
  3. würde dringen
  4. würden dringen
  5. würdet dringen
  6. würden dringen
Diverses
  1. dring!
  2. dringt!
  3. dringen Sie!
  4. gedrungen
  5. dringend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor dringen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
duwen Stöße
opdringen Aufdrängen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dringen dringen; schieben
duwen dringen; schieben drücken; fortdrücken; fortschieben; vor sich her schieben; vor sich hertreiben; vorschieben; vorwärts treiben
opdringen andringen; dringen; durchsetzen

Synoniemen voor "dringen":

  • Dampf machen; die Daumenschrauben anziehen; dringend bitten; Druck ausüben; Druck machen; drängen; quengeln

Wiktionary: dringen


Cross Translation:
FromToVia
dringen forceren; opdringen contraindreobliger quelqu’un par force, par violence ou par quelque grave considération, à faire quelque chose contre son gré.
dringen forceren; opdringen; aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; aanslaan; belasten; belasting heffen op; veraccijnzen; dwingen; noodzaken; verplichten; zich opdringen imposer — Traductions à trier suivant le sens
dringen douwen; dringen; duwen; stoten; aanduwen; drijven; aandrijven; opjagen; voortdrijven pousser — Faire pression contre quelqu’un ou contre quelque chose, pour le déplacer ou l’ôter de sa place.

Verwante vertalingen van Drang



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Drang (Nederlands) in het Duits

drang:

drang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de drang (aandrang)
    der Drang; der Andrang
    • Drang [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Andrang [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. de drang (aandrang; neiging; aandrift; impuls; drift)
    der Antrieb; der Andrag
    • Antrieb [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Andrag [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor drang:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Andrag aandrang; aandrift; drang; drift; impuls; neiging
Andrang aandrang; drang beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; herrie; het toestromen; het toevloeien; impuls; instroming; instroom; kabaal; lawaai; leven; luim; oploopje; opschudding; opwelling; pandemonium; prikkel; rumoer; samenkomst; spektakel; toeloop; toestroom; tumult
Antrieb aandrang; aandrift; drang; drift; impuls; neiging aandrift; aandriften; aandrijving; drift; driften; instinct; motor; natuurdrift; stuwkracht; voortstuwing
Drang aandrang; drang

Wiktionary: drang

drang
noun
  1. innerlijke neiging om iets te doen

Cross Translation:
FromToVia
drang Drang urge — a strong desire; an itch to do something
drang Andrang; Andrift; Antrieb; Impuls; Trieb incitationaction d’inciter.
drang Drang; Druck; Drücken; Pressen oppression — Action d’opprimer et état de ce qui est opprimé.
drang Druck; Drang; Drücken; Pressen pression — physique|fr force appliquée à une unité de surface, ou grandeur scalaire, exercée par un fluide sur une surface, perpendiculairement à celle-ci.