Brüder: vertaling Duits

Duits

Uitgebreide vertaling voor Brüder (Duits) in het Nederlands

bruder:

Synoniemen voor "bruder":

Brüder; Gebrüder

Bruder:

Bruder [der ~] zelfstandig naamwoord

der Bruder (Frater; Krankenpfleger; Klosterbruder; Sanitäter; Pfleger; Geistliche)
de broeder; de broer
- broeder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- broer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Bruder (Krankenpfleger)
de verpleger; de hulp; ziekenoppasser; de diaken; de ziekenbroeder; de broeder
- verpleger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- hulp [de ~] zelfstandig naamwoord
- ziekenoppasser [znw.] zelfstandig naamwoord
- diaken [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- ziekenbroeder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- broeder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Bruder (Kerl; Mann; Kerlchen; Bursche; Geselle)
de knakker; de man; de knul; de vent; de gozer; de kerel; de gast
- knakker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- man [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- knul [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- vent [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- gozer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- kerel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- gast [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Bruder (Geschwister; Schwester)
de zus
– vrouw of meisje met dezelfde ouders als jij ¹
- zus [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  - mijn zus is een jaar jonger dan ik¹
de broer; de broer of zus
- broer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- broer of zus [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bruder:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
broeder	Bruder; Frater; Geistliche; Klosterbruder; Krankenpfleger; Pfleger; Sanitäter	Diener eines Gottesdienstes; Geistliche; Klosterbruder; Klosterleute; Laienbruder; Mönch; Ordensbruder; Pastor; Pfarrer; Pfleger
broer	Bruder; Frater; Geistliche; Geschwister; Klosterbruder; Krankenpfleger; Pfleger; Sanitäter; Schwester
broer of zus	Bruder; Geschwister; Schwester
diaken	Bruder; Krankenpfleger
gast	Bruder; Bursche; Geselle; Kerl; Kerlchen; Mann	Besuch; Besucher; Eingeladene; Gast; Gäste; Hausgast; Logiergast; Stammgast; Tischgast
gozer	Bruder; Bursche; Geselle; Kerl; Kerlchen; Mann	Kerl; Mann; Typ
hulp	Bruder; Krankenpfleger	Arbeitslosengeld; Arbeitslosenhilfe; Assistent; Assistenz; Aushilfe; Beihilfe; Beistand; Dienst; Dienstleistung; Familienfürsorge; Familienhilfe; Fürsorge; Gebäudereiniger; Gehilfe; Gehilfin; Geselle; Handreichung; Haushaltsaushilfskraft; Haushaltshilfe; Helfer; Hilfe; Hilfeleistung; Hilfsaktion; Hilfsmittel; Mitarbeiter; Mithilfe; Putzfrau; Sekundant; Service; Sozialhilfe; Sozialhilferegelung; Stütze; Unterstützung; Wohlfahrtssorge
kerel	Bruder; Bursche; Geselle; Kerl; Kerlchen; Mann	Freund; Gatte; Gefährte; Gemahl; Kerl; Kumpel; Mann; Partner; Teilhaber; Typ; Weib; männliche Person
knakker	Bruder; Bursche; Geselle; Kerl; Kerlchen; Mann	Kerl; Mann; Typ
knul	Bruder; Bursche; Geselle; Kerl; Kerlchen; Mann	Kerl; Mann; Typ
man	Bruder; Bursche; Geselle; Kerl; Kerlchen; Mann	Ehegatte; Freund; Gatte; Gefährte; Gemahl; Kerl; Kumpel; Lebenspartner; Mann; Partner; Teilhaber; Weib; männliche Person
vent	Bruder; Bursche; Geselle; Kerl; Kerlchen; Mann	Freund; Gatte; Gefährte; Gemahl; Herr; Kerl; Kumpel; Mann; Partner; Subjekt; Teilhaber; Typ; Weib; männliche Person
verpleger	Bruder; Krankenpfleger
ziekenbroeder	Bruder; Krankenpfleger	Krankenbruder
ziekenoppasser	Bruder; Krankenpfleger
zus	Bruder; Geschwister; Schwester	Schwester
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
zus		so

Synoniemen voor "Bruder":

Klosterbruder; Mönch; Ordensbruder; Geistlicher
Bruderherz; Angehöriger; Familienangehöriger; Familienmitglied; Verwandter

Wiktionary: Bruder

Bruder

noun

römisch-katholische Kirche: Mönch ohne Priesterweihe
- Bruder → broeder
männliches Geschwisterteil
- Bruder → broer

Bruder

noun

een mannelijk kind van dezelfde ouders
- broer → Bruder

Cross Translation:

From	To	Via
• Bruder	→ broer	↔ bro — brother; a male sibling
• Bruder	→ broeder; broer	↔ brother — male sibling
• Bruder	→ broeder	↔ brother — male fellow member of a religious community
• Bruder	→ broer; broeder	↔ brother — male having parents in common

Brüder:

Brüder [die ~] zelfstandig naamwoord

die Brüder (Klosterleute; Klosterbrüder; Ordensleute)
de broeders; de broers
- broeders [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- broers [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor Brüder:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
broeders	Brüder; Klosterbrüder; Klosterleute; Ordensleute	Klosterbrüder; Mönche
broers	Brüder; Klosterbrüder; Klosterleute; Ordensleute

Wiktionary: Brüder

Cross Translation:

From	To	Via
• Brüder	→ broeders; gebroeders; broers	↔ brothers — male siblings

Verwante vertalingen van Brüder

adoptierten Bruder

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Brüder

Uitgebreide vertaling voor Brüder (Duits) in het Nederlands

bruder:

Synoniemen voor "bruder":

Bruder:

Bruder [der ~] zelfstandig naamwoord

der Bruder (Frater; Krankenpfleger; Klosterbruder; Sanitäter; Pfleger; Geistliche)

der Bruder (Krankenpfleger)

der Bruder (Kerl; Mann; Kerlchen; Bursche; Geselle)

der Bruder (Geschwister; Schwester)

Vertaal Matrix voor Bruder:

Synoniemen voor "Bruder":

Wiktionary: Bruder

Brüder:

Brüder [die ~] zelfstandig naamwoord

die Brüder (Klosterleute; Klosterbrüder; Ordensleute)

Vertaal Matrix voor Brüder:

Wiktionary: Brüder

Verwante vertalingen van Brüder