Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Bank:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bank:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Bank (Duits) in het Nederlands

Bank:

Bank [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Bank (Bankgebäude)
    de bank; het bankgebouw
    • bank [de ~] zelfstandig naamwoord
    • bankgebouw [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Bank (Sofa; Sitzbank; Couch; Kanapee)
    de bank; de zitbank; de canapé
    • bank [de ~] zelfstandig naamwoord
    • zitbank [de ~] zelfstandig naamwoord
    • canapé [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. die Bank (Handelsbank)
    de bank; de handelsbank
    • bank [de ~] zelfstandig naamwoord
    • handelsbank [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. die Bank
    de bank
    • bank [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bank:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bank Bank; Bankgebäude; Couch; Handelsbank; Kanapee; Sitzbank; Sofa Sitzbank; Sitzplatz
bankgebouw Bank; Bankgebäude
canapé Bank; Couch; Kanapee; Sitzbank; Sofa Kanapee; Sofa
handelsbank Bank; Handelsbank Geschäftsbank
zitbank Bank; Couch; Kanapee; Sitzbank; Sofa Sitzbank; Sitzplatz

Synoniemen voor "Bank":


Wiktionary: Bank


Cross Translation:
FromToVia
Bank bank bank — institution
Bank bank bank — branch office of such an institution
Bank bank bed — area where a large number of shellfish is found
Bank bank bench — sports: where players sit when not playing
Bank bank; zitbank bench — long seat
Bank bank; bok; ezel; stellage; rek; schraag; stander; werkbank établi — Table destinée au travail de certains métiers manuels

Verwante vertalingen van Bank



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Bank (Nederlands) in het Duits

bank:

bank [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de bank (zitbank; canapé)
    die Sitzbank; Sofa; die Bank; die Couch; Kanapee
    • Sitzbank [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Sofa [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Bank [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Couch [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Kanapee [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. de bank (handelsbank)
    die Bank; die Handelsbank
    • Bank [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Handelsbank [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. de bank (zitbank; zitplaats)
    die Sitzbank; der Sitzplatz
  4. de bank (bankgebouw)
    die Bank; Bankgebäude
  5. de bank
    die Bank
    • Bank [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bank:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bank bank; bankgebouw; canapé; handelsbank; zitbank
Bankgebäude bank; bankgebouw
Couch bank; canapé; zitbank bedbank; slaapbank; slaapmeubel
Handelsbank bank; handelsbank
Kanapee bank; canapé; zitbank canapé; sofa
Sitzbank bank; canapé; zitbank; zitplaats crapaud; gestoelte; stoel; zetel; zitplaats
Sitzplatz bank; zitbank; zitplaats crapaud; gestoelte; stoel; zetel; zitplaats
Sofa bank; canapé; zitbank bankstel; canapé; divan; sofa

Verwante woorden van "bank":


Verwante definities voor "bank":

  1. meubelstuk voor twee of meer personen1
    • we zaten op een bankje in het park1
  2. waar je geld kunt lenen en sparen1
    • ik breng mijn geld naar de bank1

Wiktionary: bank

bank
noun
  1. ein Institut

Cross Translation:
FromToVia
bank Bank bank — institution
bank Bank bank — branch office of such an institution
bank Bank bed — area where a large number of shellfish is found
bank Bank bench — long seat
bank Bank bench — sports: where players sit when not playing
bank Sparkasse thrift — savings bank
bank Arbeitsbock; Bank; Gestell; Staffel; Staffelei; Werkstuhl établi — Table destinée au travail de certains métiers manuels

Verwante vertalingen van Bank