Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: nötigen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: nötigen

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. nötigen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor nötigen (Duits) in het Nederlands

nötigen:

nötigen werkwoord (nötige, nötigst, nötigt, nötigte, nötigtet, genötigt)

  1. nötigen (durch etwas genötigt werden; zwingen; erpressen)
    noodzaken; nopen; door iets genoodzaakt worden
  2. nötigen (zwingen; forcieren; zwängen; pressen)
    dwingen te doen; dwingen
  3. nötigen (einflüstern; raten; vorschlagen; )
    ingeven; influisteren; souffleren
    • ingeven werkwoord (geef in, geeft in, gaf in, gaven in, ingegeven)
    • influisteren werkwoord (fluister in, fluistert in, fluisterde in, fluisterden in, ingefluisterd)
    • souffleren werkwoord (souffleer, souffleert, souffleerde, souffleerden, gesouffleerd)

Conjugations for nötigen:

Präsens
  1. nötige
  2. nötigst
  3. nötigt
  4. nötigen
  5. nötigt
  6. nötigen
Imperfekt
  1. nötigte
  2. nötigtest
  3. nötigte
  4. nötigten
  5. nötigtet
  6. nötigten
Perfekt
  1. habe genötigt
  2. hast genötigt
  3. hat genötigt
  4. haben genötigt
  5. habt genötigt
  6. haben genötigt
1. Konjunktiv [1]
  1. nötige
  2. nötigest
  3. nötige
  4. nötigen
  5. nötiget
  6. nötigen
2. Konjunktiv
  1. nötigte
  2. nötigtest
  3. nötigte
  4. nötigten
  5. nötigtet
  6. nötigten
Futur 1
  1. werde nötigen
  2. wirst nötigen
  3. wird nötigen
  4. werden nötigen
  5. werdet nötigen
  6. werden nötigen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde nötigen
  2. würdest nötigen
  3. würde nötigen
  4. würden nötigen
  5. würdet nötigen
  6. würden nötigen
Diverses
  1. nötig!
  2. nötigt!
  3. nötigen Sie!
  5. genötigt
  6. nötigend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor nötigen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
door iets genoodzaakt worden durch etwas genötigt werden; erpressen; nötigen; zwingen
dwingen forcieren; nötigen; pressen; zwingen; zwängen abnötigen; abzwingen; befehlen; erpressen; erzwingen; forcieren; gebieten; pressen
dwingen te doen forcieren; nötigen; pressen; zwingen; zwängen
influisteren anregen; antreiben; aufjagen; einflüstern; eingeben; einhelfen; forttreiben; nötigen; prophezeien; raten; soufflieren; suggerieren; vorhersagen; vorsagen; vorschlagen; vorsichhertreiben; vorwärtstreiben; zuraten
ingeven anregen; antreiben; aufjagen; einflüstern; eingeben; einhelfen; forttreiben; nötigen; prophezeien; raten; soufflieren; suggerieren; vorhersagen; vorsagen; vorschlagen; vorsichhertreiben; vorwärtstreiben; zuraten anordnen; anregen; ausmachen; begeistern; bestimmen; diktieren; einflößen; einflüstern; eingeben; ermessen; geben; inspirieren; jemandem etwas verabreichen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; verabreichen; veranschlagen; verordnen; vorschlagen; vorschreiben; zuraten; überschlagen
noodzaken durch etwas genötigt werden; erpressen; nötigen; zwingen
nopen durch etwas genötigt werden; erpressen; nötigen; zwingen
souffleren anregen; antreiben; aufjagen; einflüstern; eingeben; einhelfen; forttreiben; nötigen; prophezeien; raten; soufflieren; suggerieren; vorhersagen; vorsagen; vorschlagen; vorsichhertreiben; vorwärtstreiben; zuraten

Synoniemen voor "nötigen":


Wiktionary: nötigen

Cross Translation:
FromToVia
• nötigen → dwingen ↔ compel — force, constrain or coerce







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0807 seconde
Page rendered in 1.0 seconds