Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- aufrecht:
-
Wiktionary:
- aufrecht → hartelijk
- aufrecht → zoals het hoort, oprecht, achter elkaar, direct, live, recht, rechtstreeks, haaks, rechthoekig, loodrecht, loyaal, trouw, getrouw, trouwhartig, rechter-, rechts, vandehands
Duits
Uitgebreide vertaling voor aufrecht (Duits) in het Nederlands
aufrecht:
-
aufrecht (wahrhaft; ehrlich; geradeheraus)
-
aufrecht (aufrechtstehend; kerzengerade)
rechtop; overeind; rechtopstaand-
rechtop bijwoord
-
overeind bijwoord
-
rechtopstaand bijvoeglijk naamwoord
-
-
aufrecht (stehend; gerade)
-
aufrecht (ehrlich; schnurgerade; wahr; offen; ernsthaft; direkt; fair; aufrichtig; geradeheraus; rundheraus; unverstellt)
-
aufrecht (heldenhaft; heldenmütig; mutig; kühn; tapfer; heroisch; stolz; brav; beherzt; entschieden; stark; mannhaft; kaltblütig; schneidig; unerschrocken; entschlossen; wagemutig; stattlich)
dapper; heroïsch; stout; moedig; stoutmoedig; onverschrokken; kloek; heldhaftig-
dapper bijvoeglijk naamwoord
-
heroïsch bijvoeglijk naamwoord
-
stout bijvoeglijk naamwoord
-
moedig bijvoeglijk naamwoord
-
stoutmoedig bijvoeglijk naamwoord
-
onverschrokken bijvoeglijk naamwoord
-
kloek bijvoeglijk naamwoord
-
heldhaftig bijvoeglijk naamwoord
-
-
aufrecht (kontemplativ; beschaulich; offen; echt; ehrlich; direkt; aufrichtig; geradeheraus; rundheraus)
contemplatief-
contemplatief bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor aufrecht:
Synoniemen voor "aufrecht":
Wiktionary: aufrecht
aufrecht
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aufrecht | → zoals het hoort | ↔ straight — direct, truthful, frank |
• aufrecht | → oprecht | ↔ upright — vertical; erect |
• aufrecht | → achter elkaar | ↔ upright — of good morals |
• aufrecht | → direct; live; recht; rechtstreeks | ↔ direct — Qui est droit, qui ne taire aucun détour. |
• aufrecht | → direct; live; recht; rechtstreeks; haaks; rechthoekig; loodrecht; loyaal; trouw; getrouw; trouwhartig; rechter-; rechts; vandehands | ↔ droit — Qui est du côté opposé à celui de son cœur (en supposant que son cœur est du même côté que pour la majorité des être humain), ou encore du côté de celui de la main qui sert à écrire chez la majorité (dans le cas où on parle de soi, car on utilise cet adjectif en adoptant le point de vue de la |