Overzicht
Duits naar Frans: Meer gegevens...
- tolerant:
-
Wiktionary:
- tolerant → tolérant
Frans naar Duits: Meer gegevens...
- tolérant:
-
tolérer:
- lassen; erlauben; zulassen; gewähren; gestatten; bekräftigen; entgegenkommen; austeilen; gutheißen; genehmigen; bewilligen; gestehen; nachgeben; einräumen; einwilligen; eingestehen; dulden; zustimmen; aushalten; ausharren; durchhalten; überdauern; vernehmen; hören; zu Ohren kommen; horchen; vertragen; bestehen; verdauen; überstehen; ertragen; erfahren; leiden; ausgeben; erleiden; tragen; erleben; stehlen; verzehren; sinken; zehren; erdulden; fühlen; untergehen; verbrauchen; aufbrauchen; standhalten; durchmachen; aufzehren; hinterlassen; ewähren; eingehen; vergönnen; hereinlassen; entschuldigen; beipflichten; einlassen; gönnen; vorlassen; entbinden; freilassen; hineinlassen; zugestehen
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor tolerant (Duits) in het Frans
tolerant:
-
tolerant (duldsam)
tolérant; large; indulgent; généreux; libéral; généreusement; avec tolérance-
tolérant bijvoeglijk naamwoord
-
large bijvoeglijk naamwoord
-
indulgent bijvoeglijk naamwoord
-
généreux bijvoeglijk naamwoord
-
libéral bijvoeglijk naamwoord
-
généreusement bijvoeglijk naamwoord
-
avec tolérance bijvoeglijk naamwoord
-
-
tolerant (sanftmütig; sanft; milde; weich; mild; samtartig; gnädig; gutherzig; duldsam; edel; jovial; nicht nachtragend)
-
tolerant (großzügig)
-
tolerant (verträglich; duldsam; friedlich)
tolérant; compréhensif; indulgent; avec tolérance-
tolérant bijvoeglijk naamwoord
-
compréhensif bijvoeglijk naamwoord
-
indulgent bijvoeglijk naamwoord
-
avec tolérance bijvoeglijk naamwoord
-
-
tolerant (großmütig; großzügig; edel; hochwürdig; nobel; freizügig; erhaben; mild; freigebig; duldsam; jovial)
généreux; noblement; de façon généreuse; généreusement; magnanime; large; noble; magnanimement-
généreux bijvoeglijk naamwoord
-
noblement bijvoeglijk naamwoord
-
de façon généreuse bijvoeglijk naamwoord
-
généreusement bijvoeglijk naamwoord
-
magnanime bijvoeglijk naamwoord
-
large bijvoeglijk naamwoord
-
noble bijvoeglijk naamwoord
-
magnanimement bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor tolerant:
Synoniemen voor "tolerant":
Frans
Uitgebreide vertaling voor tolerant (Frans) in het Duits
tolérant:
-
tolérant (large; indulgent; généreux; libéral; généreusement; avec tolérance)
-
tolérant (compréhensif; indulgent; avec tolérance)
verträglich; duldsam; tolerant; friedlich-
verträglich bijvoeglijk naamwoord
-
duldsam bijvoeglijk naamwoord
-
tolerant bijvoeglijk naamwoord
-
friedlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
tolérant (large d'idées)
Vertaal Matrix voor tolérant:
Synoniemen voor "tolérant":
tolérer:
tolérer werkwoord (tolère, tolères, tolérons, tolérez, tolèrent, tolérais, tolérait, tolérions, tolériez, toléraient, tolérai, toléras, toléra, tolérâmes, tolérâtes, tolérèrent, tolérerai, toléreras, tolérera, tolérerons, tolérerez, toléreront)
-
tolérer (permettre; laisser; consentir à; agréer; consentir; approuver; concéder; admettre; déclarer bon)
lassen; erlauben; zulassen; gewähren; gestatten; bekräftigen; entgegenkommen; austeilen; gutheißen; genehmigen; bewilligen; gestehen; nachgeben; einräumen; einwilligen; eingestehen-
entgegenkommen werkwoord
-
einwilligen werkwoord (willige ein, willigst ein, willigt ein, willigte ein, willigtet ein, eingewilligt)
-
eingestehen werkwoord (gestehe ein, gestehst ein, egesteht ein, gestand ein, gestandet ein, eingestanden)
-
tolérer (permettre; admettre; souffrir; supporter; consentir; autoriser)
erlauben; dulden; genehmigen; zulassen; einwilligen; gutheißen; gewähren; zustimmen; gestatten; bewilligen-
einwilligen werkwoord (willige ein, willigst ein, willigt ein, willigte ein, willigtet ein, eingewilligt)
-
tolérer (endurer; supporter)
dulden; aushalten; ausharren; durchhalten; überdauern-
durchhalten werkwoord (halte durch, hältst durch, hält durch, hielt durch, hieltet durch, durchgehalten)
-
tolérer (apprendre; entendre; écouter; être informé de; apercevoir; éprouver; octroyer; satisfaire à; permettre; être à l'écoute; prêter l'oreille)
-
tolérer (endurer; soutenir; souffrir; supporter; tenir le coup; dépenser; se consommer; subir; traverser; débourser)
vertragen; bestehen; verdauen; überstehen; ertragen; erfahren; aushalten; durchhalten; dulden; leiden; ausgeben; erleiden; tragen; erleben; stehlen; verzehren; überdauern; sinken; zehren; erdulden; ausharren; fühlen; untergehen; verbrauchen; aufbrauchen; standhalten; durchmachen; aufzehren-
durchhalten werkwoord (halte durch, hältst durch, hält durch, hielt durch, hieltet durch, durchgehalten)
-
aufbrauchen werkwoord (brauche auf, brauchst auf, braucht auf, brauchte auf, brauchtet auf, aufgebraucht)
-
standhalten werkwoord (halte stand, hälst stand, hält stand, hielt stand, hieltet stand, stand gehalten)
-
durchmachen werkwoord (mache durch, machst durch, macht durch, machte durch, machtet durch, durchgemacht)
-
tolérer (permettre; autoriser; concéder; admettre; accepter; acquiescer; accorder)
lassen; hinterlassen; zulassen; erlauben; gutheißen; leiden; ewähren; eingehen; zustimmen; vergönnen; gewähren; gestatten; einwilligen; genehmigen; hereinlassen; entschuldigen; dulden; bewilligen; beipflichten; einlassen; gönnen; vorlassen; entbinden; freilassen; hineinlassen-
ewähren werkwoord
-
einwilligen werkwoord (willige ein, willigst ein, willigt ein, willigte ein, willigtet ein, eingewilligt)
-
entschuldigen werkwoord (entschuldige, entschuldigst, entschuldigt, entschuldigte, entschuldigtet, entschuldigt)
-
beipflichten werkwoord (pflichte bei, pflichtest bei, pflichtet bei, pflichtete bei, pflichtetet bei, beigepflichtet)
-
tolérer (autoriser; permettre; accorder; agréer; octroyer; reconnaître; attribuer; admettre; consentir; adjuger; consentir à)
gestatten; zugestehen; erlauben; genehmigen; bewilligen-
zugestehen werkwoord (gestehee zu, gestehest zu, gestehet zu, gestehete zu, gestehetet zu, zugesteht)
Conjugations for tolérer:
Présent
- tolère
- tolères
- tolère
- tolérons
- tolérez
- tolèrent
imparfait
- tolérais
- tolérais
- tolérait
- tolérions
- tolériez
- toléraient
passé simple
- tolérai
- toléras
- toléra
- tolérâmes
- tolérâtes
- tolérèrent
futur simple
- tolérerai
- toléreras
- tolérera
- tolérerons
- tolérerez
- toléreront
subjonctif présent
- que je tolère
- que tu tolères
- qu'il tolère
- que nous tolérions
- que vous tolériez
- qu'ils tolèrent
conditionnel présent
- tolérerais
- tolérerais
- tolérerait
- tolérerions
- toléreriez
- toléreraient
passé composé
- ai toléré
- as toléré
- a toléré
- avons toléré
- avez toléré
- ont toléré
divers
- tolère!
- tolérez!
- tolérons!
- toléré
- tolérant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor tolérer:
Synoniemen voor "tolérer":
Wiktionary: tolérer
tolérer
tolérer
Cross Translation:
verb
-
(transitiv) mit einem Zustand oder einem Verhalten einverstanden sein, wenn man sich in der Position befinden es unterbinden zu können
-
etwas / jemanden tolerieren; hinnehmen, dulden
-
etwas tolerieren, dulden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tolérer | → ausstehen | ↔ abide — to tolerate |
• tolérer | → ertragen; ausstehen; leiden | ↔ bear — put up with |
• tolérer | → tolerieren; dulden; vertragen | ↔ tolerate — to allow without interference |