Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Mandel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Mandel (Duits) in het Frans

Mandel:

Mandel [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Mandel (Gaumenmandel; Tonsille)
    l'amande; l'amygdale; la tonsille
    • amande [la ~] zelfstandig naamwoord
    • amygdale [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tonsille [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Mandel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amande Gaumenmandel; Mandel; Tonsille
amygdale Gaumenmandel; Mandel; Tonsille
tonsille Gaumenmandel; Mandel; Tonsille

Wiktionary: Mandel

Mandel
noun
  1. Anatomie: Lymphknoten am Übergang von der Mundhöhle zum Rachen
  2. Botanik: der essbare Same einer ungenießbaren Steinfrucht
  3. Botanik: der Baum, an dem [1] wächst (Prunus dulcis)
Mandel
noun
  1. fruit de l’amandier enfermer dans une coque de goût plus ou moins amer suivant les espèces, de forme oblongue, recouvrir d’une écale verte.
  2. arbre de la famille des rosacé, qui porter les amandes.
  3. graine
  4. glande buccale
  5. amygdale.

Cross Translation:
FromToVia
Mandel adénoïde adenoid — folds of lymphatic tissue covered by ciliated epithelium
Mandel amande almond — nut
Mandel amygdale tonsil — palatine tonsil
Mandel amygdale tonsil — een amandel
Mandel amandier amandelboom — plantkunde|nld species|Prunus dulcis komt van de rozenfamilie en is een kleine loofboom met als vrucht de amandel