Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Zoek: Gebrauch

Duitse en Franse zoekresultaten voor: Gebrauch

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Gebrauch:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Gebrauch (Duits) in het Frans

Gebrauch:

Gebrauch [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Gebrauch (Handhabung; Benutzung; Verwendung; )
    l'application; l'usage; l'emploi
    • application [la ~] zelfstandig naamwoord
    • usage [le ~] zelfstandig naamwoord
    • emploi [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Gebrauch (Anwendung; Benutzung; Verwendung)
    l'habitude; l'usage; l'emploi; la coutume; la tradition
    • habitude [la ~] zelfstandig naamwoord
    • usage [le ~] zelfstandig naamwoord
    • emploi [le ~] zelfstandig naamwoord
    • coutume [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tradition [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Gebrauch (Anwendung; Verwendung; Benutzung)
    l'application; l'usage; l'utilisation; l'emploi

Vertaal Matrix voor Gebrauch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
application Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Handhabung; Hantieren; Nutzung; Verwendung; Verwertung Ambition; Andrang; Anlegen; Anschlagen; Anwendung; App; Applikation; Arbeitseifer; Arbeitsvermögen; Auflage; Bau; Bemühen; Bestreben; Bestrebung; Borte; Commerce Server-Anwendung; Commerce-Anwendung; Drang; Ehrgeiz; Eifer; Einsatz; Emsigkeit; Ergebenheit; Fleiß; Geschäftigkeit; Geschäftsanwendung; Hingabe; Hingebung; Industrie; Industriezweig; Kante; Krempe; Leiste; Programm; Rand; Saum; Streben; Streifen; Tresse; Treue; Verbrämung; Verwendung; Widmung; Ziel; Zielsetzung; Zweck; Übergabe
coutume Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Verwendung Angewohnheit; Brauch; Gepflogenheit; Gewohnheit; Legende; Sitte; Tradition; Volksbrauch; Volkssitte; Überlieferung
emploi Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Handhabung; Hantieren; Nutzung; Verwendung; Verwertung Anstellung; Arbeit; Arbeitsbeschaffung; Arbeitsplatz; Arbeitsplätze; Arbeitsverhältnis; Ausbeutung; Beruf; Beschäftigung; Dienststelle; Dienstverhältnis; Ernennung; Fach; Funktion; Job; Lohnarbeit; Position; Stelle; Stellung; Tätigkeit; Verwendung; Verwertung; Wirkungskreis
habitude Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Verwendung Angewohnheit; Brauch; Gepflogenheit; Gewohnheit; Legende; Sitte; Tradition; Überlieferung
tradition Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Verwendung Angewohnheit; Brauch; Erzählung; Gepflogenheit; Geschichte; Gewohnheit; Legende; Sitte; Tradition; Überlieferung
usage Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Handhabung; Hantieren; Nutzung; Verwendung; Verwertung Angewohnheit; Brauch; Gepflogenheit; Gewohnheit; Legende; Sitte; Sprachgebrauch; Tradition; Verwendung; Verwendungsabhängigkeit; Volksbrauch; Volkssitte; Wortgebrauch; Überlieferung
utilisation Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Verwendung Ausbeutung; Nutzbarmachung; Nutzung; Verbrauch; Verwendung; Verwertung

Synoniemen voor "Gebrauch":


Wiktionary: Gebrauch

Gebrauch
noun
  1. Verwendung, Anwendung, Einsatz
  2. zumeist im Plural stehend: Gepflogenheit; etwas, das man aus Tradition macht
Gebrauch
Cross Translation:
FromToVia
• Gebrauch → usage; emploi; utilisation ↔ use — act of using

Verwante vertalingen van Gebrauch







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0376 seconde
Page rendered in 1.0 seconds